.Lipa, de lindeboom, symbool voor Slovenië.

 

Hoe ons gezin, mama Cobie en papa Felix, Edy, Huub, Rezie, en Lenie begon.

Over vader Felix en moeder Cobie. (Sloveense tekst)

Vader was van 1899, moeder van 1905. Ze trouwden in 1929 en woonden eerst op de Langenberglaan 20 en verhuisden in 1944 naar Vondelstraat 35. Ik schreef onderstaand verhaal  in 1999, toen mijn vader 100 jaar geworden zou zijn en moeder nog op Vondelstraat 35 woonde. De Sloveense tekst heeft onze lerares Sloveens, Metka Boon-Pieterski prachtig vertaald. . In 2000 ging moeder naar het verzorgingshuis "De Bronnenhof" in Brunssum. In 2005, het jaar waarin ze 100 werd, moest ze nog verhuizen, omdat "De Bronnehof verbouwd werd. Ze kwam toen in "Huize Louise" op een bezoekerskamertje, ( wat een schandelijk voorbeeld is van hoe de verzorging van onze oude mensen geregeld is.) Ze stierf in Huize Louise op 1 december 2006.

Het eerste beeld dat ik voor ogen krijg als ik zo ver terug zoek in mijn geheugen als me mogelijk is, is een vaag tafereeltje in de woonkamer van ons eerste huisje op de Langeberglaan, ergens in 1935. Mijn broertje, twee jaar jonger dan ik, staat een beetje beteuterd tegen de roodbruine kast geleund, en kijkt naar ons drieën, vader moeder en mij, die over de kamervloer kruipen.  Hij is nog niet aan de beurt. Eerst zou ik op pap zijn rug mogen.

We kruipen met zijn drieën over de grond in de huiskamer,  elkaar duwend, omtollend van het lachen, vader,  moeder en ik.  Telkens even verder, en dan valt er weer iemand om. Ik weet nog dat mijn knieën pijn doen want op de rood geverfde planken-vloer van de huiskamer ligt een kokosmat, die behoorlijk doordrukt.

De deur van de keuken is open. De deur? ... was er wel een deur tussen huiskamer en keuken, oorspronkelijk, voordat die huizen daar op de Langeberglaan omgebouwd werden? Neen, ik weet zeker van niet. Of? Wat gek, dat zo iets belangrijk voor me is, zo veel tijd later.

Maar het beeld dat ik heb is, dat we in die richting kruipen. En dat vader daar weer omvalt. Ik zou  toch op zijn rug mogen. Ik eerst en dan mijn broertje.  Hij had het toch gezegd, lachend. Daar was deze hele toestand toch om begonnen. Maar zo komt het er niet meer van.

Ze lachen zich letterlijk slap. Die twee grote mensen. Wij, mijn broer en ik, raken helemaal buiten gesloten. Ze lachen met elkaar, om elkaar.

Toen dacht ik boos:  wat raar, die twee grote mensen. Nu denk ik:  wat blij, die twee jonge mensen van 35 en 28 jaar, toen, in 1935. 

Voor mij was er even geen aandacht. Ik ben gaan staan vanwege die pijnlijke knieën een sta nu naar hun te kijken, zodat ik het beeld kan opslaan voor over 64 jaar. Om het dan op te schrijven, nu in 1999. Nu hij honderd geworden zou zijn, mijn vader.

Blijf ik boos, omdat ik niet op vader zijn rug mag?

Ze hebben zo’n lol, met z’n tweeën dat ik wel mee moet lachen. Zelfs mijn kleine broer moet lachen. Mam zal me nog eens op zijn rug zetten. Half overeind op haar knieën tilt ze me op. Ze zet me op zijn rug, maar raakt heel even zijn zij. Hij begint weer te lachen en dan zij en ze vallen verdorie weer om, de sukkels.  En lachen weer.

Ik snap het niet en sta maar op. Ik zie dat de ruitjes van de kokosmat op mijn  knieën afgedrukt staan.

Dat is nu van meer belang. Laat hun maar met  hun domme gelach. En boven begint ook de baby te huilen.  Net goed, moeten zij ook ophouden want nu moet mama naar boven, naar het kindje.

Later gaat papa naar zijn werk  Naar de mijn. Zijn  “ koelpungel ” onder de arm. Pungel?  Ik heb het woord eens opgezocht en …het Grootwoordenboek der Nederlandse Taal geeft:  ... de in een handdoek bijeengeknoopte mijnkleding  ... en tussen haakjes staat er nog:  voor ondergronds werk. Ik had er geen idee van dat de pungel tot het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal doorgedrongen zou zijn.

Hij gaat naar de mijn. Hij buigt zich nog een keer naar mij voorover om mij en mijn broertje te kussen,  kust dan het kleine zusje en dan moeder en kust haar dan nog even zo vlug op haar neus, en is weg. De kamer uit, door de gang naar buiten, de voordeur valt in het slot.

Ik wil hem nog eens dag zeggen en ren het voorkamertje in en klop daar op het raam. Te laat, hij stapt net de hoek om, daar waar de huizen van de Langeberglaan bij nummer 14 een stuk naar voor springen.  Ik kan hem niet meer zien, maar ik weet,  hij loopt de berg af en steekt dan de Akerstraat over en dan de berg weer op. En dan zijn penning halen bij de portier en omkleden en weg naar beneden, met de lift omlaag met razende vaart,  de grond in, diep weg honderden meters, en daar weer lopen. Soms ook met de fiets, heeft hij me gezegd, of met het treintje. Treintje, kan ik noginkomen, daar onder op rails,  maar fiets?  Die gaat ook op de rails,  heeft hij gezegd. Dat kan toch niet … ... een fiets op de rails ….. “En daar ga ik de lampen maken”  heeft hij tegen mij gezegd, - hij is elektricien-   “want het is daar donker en anders hebben de mensen daaronder geen licht ”

Achter ons huis op de Langeberglaan 20 in Brunssum, 1932(?). Mijn vader had dat ruitjeshek en de schutting links, het poortje achter de mensen, en de houtshop rechts gemaakt. Moeder, tante Hils en tante Alie kijken richting huis en huiskamer van het verhaal. Ik, Edy en broer Huub op een opklaptafeltje, dat ik me nog goed herinner, want dat hebben we jaren en jaren gehad.

Op foto 2 zijn we een jaar of zeven verder. We kijken nu in de tegenovergestelde richting. De mensen staan onder het zinken golfplaten afdak dat pap gemaakthad. Ome Toon maakt de foto, Lenie is er nog niet, deze foto zal van 1938 zijn. Rezie, mama ( Jacoba, Kobie ), dan pap ( Felix), ik zelf (beneden, mismoedig), Tante Hils (altijd goede zin), Huub (beneden), "Toontje", dat verkleinwoord om te onderscheiden met ome Toon, die weer de foto maakt.

. Dit is ook nog allemaal uit die tijd. Pap had onder dat afdak een schommel gemaakt, tante Hils laat de beer schommelen. Mam met Rezie. Met de broer van mama, ome Toon Warmerdam, hadden we nogal contact, zij kwamen op bezoek bij ons en wij gingen daar. We mochten dan van moeder nooit om koekjes vragen. Kreeg je van te voren gezegd: "Denk erom, je vraagt niet ...." Eerst woonden ze in Brunssum, Kerkstraat, toen in Treebeek, ABC straat. Daar bij ome Toon en tanta Hils ben ik met José in 1957 ook gaan wonen. Boven in het huis, 2 kamers, jaar later toen Anja kwam, 3 kamers.

Deze foto is waarschijnlijk door Edy gemaakt. Hij staat er namelijk niet op. Dit is zo ongeveer waar nu het Verkennersgebouw van de Langberg ligt, achter de kerk van de Langeberg. Daar gingen we vaak heen toen we klein waren. Mam is er kennelijk niet bij dit keer.


Over Vader

Vader is een erg lieve man, een beetje vreemd soms als hij zingt in die vreemde taal van hem, met mijn kleine zusje in zijn armen, op en neer door de kamer lopend. Hij is geboren in een ander, ver land, in Slovenië.  Trbovlje noemen de Slovenen zijn geboorteplaats en Trifail zeiden de Oostenrijkers en die waren er toen de baas, toen hij er in 1899, nu precies 100 jaar geleden geboren. Drievelden, zou je de naam in het Nederlands vertalen. ( Pas veel later, 1999, ontdekte ik dat hij officieel in Zagorje geboren was, precies aan de andere kant van de beek, die de gemeente grens vormde.)

Trbovlje ligt midden in Slovenië.

Slovenië ... dat is dat kleine strookje land, direct onder Oostenrijk, als je van hier komt en naar de Adriatische Zee wil.Onbelangrijk landje,  piepklein, twee miljoen inwoners. Maar voor zichzelf  niet onbelangrijk en voor ons hier in Zuid-Limburg niet onbelangrijk. Want velen van daar werkten hier, waar we nu staan of zitten, maar dan drie- of vier-  of vijfhonderd  meter dieper, onder in de grond, onder deze grond hier van de Langeberg en Brunssum en Hoensbroek en Heerlen en Kerkrade en zo voort.

Ze mochten zo lang blijven als ze nodig waren. Franc Drenovec vertelde me nu pas, hoe groot de angst elke week was of je “gekundigt” werd of niet. Stond je werknummer op het bord aan de uitgang, dan moest je je melden en wist je wel hoe laat het was. In 1929/1930 waren er zo’n 1200 Slovenen werkzaam in de mijnen en in 1932/1933 niet meer de helft. ( Na de oorlog waren er weer mijnwerkers nodig en dan kregen die mensen van hier achter geblevenen een seintje: "Ze hebben je weer nodig"en dan kwamen ze terug. Een oorlog en veel ellende verder.

De mijnen! Limburgers, maar ook vele, vele buitenlanders, waarvan de Slovenen een belangrijk deel vormden, dolven hier, wat heel lang heette, het zwarte goud. Direct na de oorlog werden die werkers in de mijnen, die op hun knieën in zweet en vuiligheid hun werk deden, vergeleken met strijders aan een front. Ze hakten of boorden of hamerden de muur van kolen voor zich los en wierpen de brokken op een transportband of schudgoot, die het spul afvoerde naar de kolenwagentjes in de grotere steengangen. In  heel Nederland werden ze geprezen als helden die als het ware aan een front lagen. Toen dat toch een beetje te realistisch was, zo vlak na de oorlog, werden ze geweldenaren uit oude verhalen, heroën.. En in die tijd,  van 44 tot 54 zo ongeveer, werd die vreselijk ongezonde arbeid geromantiseerd door en voor wie er niets van wisten. In de oorlog was er nogal eens wat sabotage gepleegd, dus dat kwam die romantische leugen nog ten goede. Een dichter schaamde zich niet een vergelijking met de helden uit Griekse verhalen te trekken. Voor deze propaganda  werd deze dichter, Aafjes, dan onder andere beloond met een woning in kasteel Hoensbroek … ook al vochtig, alhoewel niet zo zeer als onder in de kolenpijlers.

Van ver was mijn vader gekomen, van Trbovlje in Slovenië. Ze hadden daar ook een mijn en een cement fabriek.

Hij woonde vlak bij die cementfabriek, waar eeuwig stof hing. Maar achter het huis bruiste de rivier en als je daarnaar keek, als je daarnaar luisterde, dacht je in de vrije, blije natuur te zijn. Ook nu, als je er komt, de eerste keer, is het een romantische plaats, beneden in Trbovlje, aan de Sava.. De kloof, waar zich de rivier de Sava wild doorheen worstelt, wordt daar in een richting open gebroken, door het ravijn van het riviertje de Trboljnica. Een soort driesprong van kloven dus. Oh, daarom drieveld?

Neen, van velden is daar geen sprake, daar is wel schuim van het water maar er is ook de as van de cement. Er is het bruisende geluid van de rivier, maar ook de herrie van de fabriek. Voor die open velden moet je net aan de andere kant zijn .. er zijn mensen die al vanaf hun geboorte altijd aan de verkeerde kant zitten. Want daar aan die andere kant, is inderdaad alles open veld en vrije natuur.

Ik was een kind van zeven jaar,  toen ik er voor het eerst kwam. We woonden met z’n allen, 10 man, in de kleine tweekamerwoning bij vaders zus, Resi en haar man Ivan. Die huurkazerne staat er nu nog, een stukje weg van die samenstroming van de twee rivieren. Mijn moeder herinnert zich het ruisen van de beek en het spelen van een onzichtbare accordeonist in het duister van de nacht.  Vanuit de tuin tegen de helling achter het huis van Vaders zus keek je uit op de hoge berg aan de overzij van het dal, de Sveta Planina. Dat was in 1937, Sveta Planina, Heilige Berg. Boven op de berg werd de Madonna vereerd in een klein  barokke kapelletje.  Wij waren toen nog met z’n vijven, de jongste van de familie moest nog geboren worden. En met z’n vijven gingen we met de motor met zijspan van ome Frans naar boven. Er zaten er dus zes op dat instrument en mijn moeder stond doodsangsten uit (tot goedmoedig leedvermaak van Frans.)  Daar boven waren alle kerkgangers eerst erg vroom binnen in het kapelletje, dan was het gezellig buiten op de banken in de open lucht en daarna groeide zo’n bezoek aan de Madonna boven op de Sveta Planina uit tot een uitbundig Sloveens feest.

Toen ik er weer kwam, een kwart eeuw later, in 1961, samen met mijn vader, een half jaar voor hij zou sterven, heette die zelfde berg Partizanski Vrh,  Partizanen Top. We hadden intussen effe de tweede wereldoorlog gehad en Joegoslavië was immers het land van de Partizanen. Toen ik er dertig jaar later weer kwam, in 1991, heette de berg weer Sveta Planina en vroegen de oud partizanenstrijders zich af,  die van Partizanski Vrh,  of er nu oorlog gevoerd zou gaan worden om zich  aan te mogen sluiten bij de Europese Unie, waar de vijanden van gisteren, Duitsland en Oostenrijk zo’n belangrijke plaats innemen..

Mijn vader leefde dus daar in dat stof en die herrie van de fabriek , en wilde wel weg en trok er op uit, mede door de politieke onrust van 1927, en kwam langs omwegen naar hier, naar Zuid Limburg, naar Brunssum om op de Staatsmijn Hendrik te werken.

Over Moeder

Mijn opa van de andere kant, de vader van mijn moeder dus,  was in 1908 naar Brazilië getrokken, als landverhuizer heette dat, voordat ze het woord emigrant uitgevonden hadden.  Met een gezin van zeven kinderen. Hij zou daar gaan pionieren.

Een stuk oerwoud ontginnen. Ze hadden daar een blokhut en een stuk land gekregen en wat zaaigoed. Ook al zo’n romantisch verhaal.  Als je zo’n verhaal zou bedenken, zou je het niet gekker kunnen maken. Die twee, mijn moeder en vader zullen elkaar toch ooit nog ergens moeten ontmoeten als ik, mijn broer en zussen nog geboren  willen worden. En nu trekt mijn moeder, als kindje van vier jaar,  met haar familie naar Brazilië, terwijl  mijn vader als een braaf jongetje van tien een Sloveense school in de kolossale Donaumonarchie Oostenrijk-Hongarije bezoekt. Want daartoe behoorde Slovenië en dus Trbovlje tot 1919. Die twee lijken nooit samen te kunnen komen.

Maar mijn moeders moeder, die ik overigens nooit gekend heb, greep hier corrigerend in door een verschrikkelijk heimwee te ontwikkelen en mijn opa te dwingen naar Europa terug te keren. Mijn grootvader heb ik wel gekend en goed in herinnering. Hij vertelde altijd, dat hij het jammer vond, dat ze terug naar Nederland gingen. De oogst mislukte wel maar hij had prachtig ander werk bij de aanleg van een spoorlijn gevonden. Waarschijnlijk is dat mede aanleiding voor het gevoel van onbehagen van mijn grootmoeder geweest. De bouw van het spoor bracht natuurlijk met zich mee dat haar man hoe  langer hoe verder van huis moest werken. Ome Wim, moeders broer schreef op 23 december 1910, in een soort jongens dagboek of opstel, dat ze vanuit Portunion, Union des Victoria, terug op weg naar Europa gingen. Onderweg naar de hoofdstad Rio logeerden ze de eerste nacht in een simpel hotel “ bij ons in Holland zou dat meer een houten schuur zijn” schrijft hij dan. Ik begrijp uit zijn verhaal, dat de hele reis enkele weken in beslag nam. Terug in Haarlem was er het eerste moment geen werk,  in Venlo zou werk zijn voor groentekwekers en omdat dit tuinderswerk eigenlijk toch van generatie op generatie het vak van de nazaten van de boeren aan de Warmonderdam was , ging Huib Warmerdam in Venlo wonen.

Zijn zoon Toon was van Venlo  naar Brunssum  gaan wonen, omdat hij aan tuinbouw en zo geen zin had en graag veel geld verdiende. Dat kon je,  als je hier in de mijn werkte.

“Verdomd” werk maar goed betaald. Toon en zijn vrouw  hadden drie kostgangers in huis en één daarvan was Felix Bevk.

Moeder en Vader.

Die Toon dan  kreeg bezoek van zijn zus uit Venlo, die gewoon een paar dagen bij haar oudere broer ging logeren. Zijn zus Cobie was een vrolijk, levenslustig meisje en toen, de eerste morgen dat zij dan daar bij haar broer de trap af kwam rennen, moet zij mijn vader in de armen gevallen zijn. Letterlijk, volgens de verhalen.

Hij ving haar op, toen zij die laatste trede wat al te snel nam. En de rest kun je je wel voorstellen.

Dat snelle lopen heeft ze zich nooit afgeleerd, onze moeder. Nu nog, 93 jaar oud (en al 36 jaar weduwe) moeten we haar waarschuwen:  “ Mam, voorzichtig, niet zo vlug!” Maar ja, als ze toen niet een beetje te vlug was geweest, zou die Sloveen haar nooit hebben kunnen opvangen, daar onder aan die trap.

Einde. Van dit verhaal. Maar over de Langeberg zou ik je nog heel wat kunnen vertellen.

 

Bovenstaand verhaal liet ik lezen aan een oud-opzichter van de Hendrik, de heer Bronnenberg uit Jabeek, 77 jaar oud, in 99.

Hij reageerde met een interessante brief met gegevens over individuele lotgevallen van twee gezinnen in de dertiger jaren. Ik voeg die brief bij. Z.o.z.

En wat is de wereld toch klein. Het gaat o.a. over de tante van een klasgenootje van mij, Heinie Lubeck, met wie ik van 1937 tot 1944 op de L.S. St Vincentius in Rumpen/Brunssum zat. (Als ik het wel heb.)  Dat is de vrouw van Walther Lubeck, die dan mocht blijven omdat ze met Walther getrouwd was, terwijl de rest van haar familie terug naar de “Heimat" moest.

Hier de letterlijke tekst van de heer Bronneberg:

                                        Jabeek, 26 april 1999

Heer Bevk,

  Het is een mooi verhaal van Slovenië en van Brazilië naar Brunssum en verenigd gebleven. Maar ’t is ook en verhaal van de dertiger jaren. Van uit Jabeek vertrokken toen een gezin , een Pools gezin. “Ontslag op de penning “ naar Lille (Fr.). Een Oostenrijks gezin, terug naar Oostenrijk, oudste dochter niet, trouwde met Walter Lubeck, ouders + 2 jongens wel weggestuurd. Hoe velen uit de “kolonieën” weg gestuurd! In deze tijd weer mensen van huis en haard weg.

  (Verder wenst Math Bronneberg  ons dan een prettig feest – i.v.m. vaders 100ste geboortedag – en zegt dat hij zich vader nog goed voor de geest kan halen)

Over Moerder's feest

. Op 24 november 2005 werd ze Honderd Jaar. Er was toen op 24 november in Huize Louise om 2 uur een mis, daarna receptie. We hadden twee dagen later een familie feest in Herberg De Rousch in Heerlen. In 1929 kwam onze moeder, Cobie Warmerdam, met haar man, onze vader, Felix Bevk, wonen op de langeberglaan in Brussum. Ons gezin woonde daar tot maart 1944. Dat was de mooiste tijd voor vader en moeder, denk ik. Ze waren jonge mensen en kregen er hun vier kinderen. De oorlog bracht een keer in hun plan om voor een eigen huisje te sparen. De spaarpot ging op aan levensmiddelen op de grijze markt. Vrienden vertelden me toen wel: "Ik heb je moeder weer op haar fiets door Brunssum zien karren.". Dikwijls kwam ze dan terug van Merkelbeek of Oirsbeek, waar ze haar geldbuideltje weer had moeten openen op een of ander boerenerf. Begin 1944 verhuisden we naar de Vondelstraat. De eerste jaren op de Vondelstraat waren ook nog "perfekt", zover als er iets volkomen kan zijn voor ons mensen. Daar beleefden wij ook de bevrijding. We keken van de bovenramen van ons huis het veld in richting Heerlen en Schimmert vanwaar de Amerikanen in september 1944 eindelijk kwamen.

Tot1961 was ze samen met haar man Felix, die toen stierf, ziek van zijn werk als ondergronds elektricien. Hij was toen 62 jaar. Drie van hun vier kinderen waren al het huis uit. Leen woonde er nog een paar jaar langer maar toen was ze alleen, onze moeder.

Wij kwamen veel en graag naar huis en onze kinderen waren gek om bij oma te mogen slapen. Of om haar in onze huizen te ontvangen.. Dat ging dan zo: Nee, nu komt ze bij ons. Of nu zijn wij aan de beurt om bij haar te slapen. Tot haar 95ste jaar leefde moeder op Vondelstraat 35, ze woonde daar 56 jaar, van 1944 tot 2000. Het werd riskant voor haar alleen te wonen omdat ze wel viel. Ze moest toen, ruim 95 jaar oud haar intrek gaan nemen in DE Bronnenhof.

De gezellige Bronnenhof met zijn ruime kamers werd dit jaar gesloten. Dit was voor wie het meemaakte en er door getroffen werd moeilijk te verteren. Een mooi, goed huis met tevreden bewoners en tevreden verplegers werd gesloten omdat een "hoger belang" dit zo wilde.

Moeder moest, in het jaar dat ze 100 werd, naar Huize Louise verhuizen. Daar kreeg ze door het "eerlijkheids beleid" van het management een bezoekerskamertje. De eerlijkheid bestond erin dat ze achteraan de wachtlijst moest aansluiten. Normaal verblijft men op een bezoekerskamertje hooguit zes weken. Maar moeder moest daar anderhalf jaar blijven. Moeder is een blijde vrouw, die niet van mopperen houdt. Toch is haar een keer ontvallen: Wanneer zou ik nu uit dit kippenhok hier weg komen? En wij kinderen waren volkomen machteloos tegen deze "apparatski".

Ze kan je goed verstaan en begrijpen, als je rustig met haar praat. Ze vertelt graag over haar jeugd. Ze moet erg oppassen om niet te vallen. Daarom loopt ze heel voorzichtig, uiterst langzaam. Haar vier kinderen, elf kleinkinderen en een gestaag groeiend aantal achterkleinkinderen zijn erg blij met haar. We hopen nog een hele tijd samen te mogen zijn.

Wij denken op 24 november 2006, nu ze 101 jaar wordt, een eenvoudig samenzijn van alleen de vier kinderen en hun partners.


(Op het feestje van 24 november 2006 toen ze 101 jaar werd, waren er te veel mensen, te veel personeel, mede bewoners en familie aanwezig. Tegen afspraken en onze voornemens in. De drukte was fataal.)

Moeder is 1 december 2006 gestorven. Er waren ongeveer 250 mensen in de mis die door pastoor Cordewener gecelebreerd werd. Het sloveense koor Zvon (=kerkklokje) zong, Amber,Aditi,Arani en Argon waren misdienaars, Hans speelde viool, Wim groette met de Last Post, Toine hield een toespraakje na mij. Aan het begin van de uitvaartdienst op 9 december in de St Vincentiuskerk in Rumpen, Brunssum hield ik volgend toespraakje:

Onze moeder Jacoba Bernarda Warmerdam, Cobie, werd geboren op 24 november 1905 in Haarlemmerliede en Spaarnwoude in Noord Holland. Vandaag, 9 december 2006, moeten we haar begraven.

Ik wil u hier haar mooie, lange leven voorstellen.

Moeder heeft ons dikwijls het verhaal verteld van de reis van hun gezin naar Amerika. Er is een mooie foto van dat gezin vlak voor die reis, vader moeder en 7 kinderen. Ome Huub is een baby op de arm van moeder Leen en onze moeder is een klein meisje van 3 jaar. Ze vertelt: "Als de groten op de boot koffie of thee kregen kwam ik met het kopje van mijn kinderserviesje. De steward lachte en maakte mijn kopje vol." Als ze het een paar weken geleden nog eens vertelt, vraag ik: "Mama, dat was toch een neger, hè, die steward". "Nee hoor," zegt ze, "gewoon een blanke man." En zo schaaft ze mijn herinnering bij, tot het laatst helder, al is ze erg moe in haar hoofd. In Brazilië, waar haar vader als boer zou werken, hebben ze een houten huis. Vanuit die blokhut loopt de kleine Cobie tot de rand van het bos en roept "Ome Bernard": dat is de ome van het serviesje. De echo antwoordt: "Bernard" en ze rent terug naar moeder in huis: "Hij komt moe."

Haar Vader en de grote broers werken hard op hun veld in Brazilië. Maar hagel slaat de eerste oogst kapot en sprinkhanen vreten het volgende seizoen het hele gewas op. Om verder te boeren is er geen geld. Vader Huib krijgt prima werk bij de aanleg van een spoorbaan. Voor dat werk moet hij verder van huis. Moeder Leen krijgt erge heimwee. De familie neemt een moeilijk besluit: terug naar Holland.

Ze komen in Venlo terecht. De grote broers en haar oudere zus omzorgen het kleine zusje Cobie. Haar kleinere broer Huub is haar speelkameraadje. En Marieke van de buren haar vriendinnetje. Die Marike wordt dan later de moeder van neef Lambert. "Ons huis daar zou ik je zo kunnen uittekenen"zegt ze, :"acht tweeblokken waren het, daar woonde die, daar die…." Ze vertelt het in blijde herinnering. Verdriet als haar moeder vroeg sterft. Het gezin begint uiteen te vallen.

Een broer is naar het zuiden verhuisd. Daar gaat ze op bezoek en wordt verliefd op zo'n vreemde Sloveen. Vriendinnen zeggen: Coobje, zou ik nooit doen …. een buitenlander, je weet maar nooit. Zij lacht, en, 23 jaar oud, trouwt ze haar Sloveen. Dat is in 1929. Ze gaan wonen op de Langeberglaan. Maar daar komen de Crisisjaren: bange onzekerheid of ze het land uitgezet zullen worden, zo als vele andere buitenlanders. Deze Sloveen is met een Hollandse getrouwd en hoort bij de gelukkigen die mogen blijven. In 1937 gaan ze hun gezin, drie kinderen dan, aan de familie in Slovenië voor stellen. Lenie moet nog geboren worden. Ze leerde Vader's gastvrije familie en het land van haar man kennen. [Er is een leuke foto van zus Rezie Bevk Houben ( 2 jaar) op de arm van Nicht Rezika Turnšek Gornik (17 jaar).] We maakten prachtige tochten naar de bergen in de motor met zijspan van oom Frans. Niemand kon weten dat het door de oorlog 20 jaar zou duren voor we terug kwamen.

Lenie wordt in 1940 geboren, als die oorlog net begonnen is. De bezetting brengt nieuwe onzekerheid. Alle spaarcenten voor Huis en Hof gaan op aan het inkopen van eten. Met de fiets naar de boer naar Merkelbeek of Schinveld, centen wegbrengen en eten halen. Tot in Pey Echt gaan die strooptochten. Die tijd toen voor de huisvrouw: Kousen stoppen, truien breien, broeken en bloezen verstellen, de wasketel op zetten op het fornuis, houtjes hakken soms, kolen stoken: de dingetjes die wij nu vergeten zijn. Gezellig wel om die kolenkachel. Een beetje radio en veel zelf zingen. Allerlei liedjes die nu vergeten zijn. En een belangrijke les voor het leven: ook de korstjes van het brood eten. Letterlijk maar vooral figuurlijk. We wandelden veel toen we klein waren met onze opgewekte moeder en vader: naar de eendjesvijver, waar nu Huize Louise ligt of naar het bos waar nu de kerk van de Langeberg en het verkennersgebouw staan. En verderop naar de hei of Rode Beek. [ Een derde angstige spanning heerste er toen vader in 1943 met de andere Joegoslaven zich moest melden in het Pancratiushuis in Heerlen. Ze werden toegesproken door Duitse Ambtenaren die wilden dat ze zich voor het Oostfront zouden melden. Slovenië had immers bij Oostenrijk gehoord en dat hoorde nu bij Duitsland dus ze waren eigenlijk Duitsers! De mensen wisten niet hoe snel ze buiten konden komen! Maar je had angst!]

We verhuizen van de Langeberglaan naar een groter huis op de Vondelstraat, waar we de bevrijding beleven. Ons huis wordt een gezellig punt voor vrienden en vriendinnen. Papa goedmoedig, altijd vriendelijk en mama altijd gastvrij met koffie, limo en koekjes. Er is veel bezoek er wordt veel gelachen en gepraat. Ze sporen ons aan voor school maar ook voor ons verenigingsleven, goed omgaan met anderen. Kinderen groeien op, niks meer wandelen met mam en pap. De Kinderen verlaten de een na de ander het huis.

Vader Felix sterft als hij 62 jaar oud is, dat is in 1962. Mam zal nog 44 jaar leven.

Lenie die nog thuis is, is dan gelukkig een steun voor moeder. Moeder is gezond en sterk. Ze gaat reizen, met Leen en Rees, naar Spanje of Kreta, naar Huub op de camping, met José en mij naar Slovenië. Naar Rome gaat ze, naar Rusland, Leningrad, Moskau. Ze is de moeder van ons vier en Oma van elf kleinkinderen. Die kleinkinderen schreeuwen om het hardst: "Nu komt ze bij ons logeren, bij jullie was ze vorige maand." Prachtige kijk-en-koop-stroop-tochten met de hele sliert kinderen achter zich aan door de winkels. De kleinkinderen krijgen ook al weer kinderen. Voor hen is ze "Omi". Zij blijft de spil: Alle lijnen komen bij haar samen. Het nieuws van ieder van ons waar zij of hij ook is, op reis of thuis, is meteen op te vragen bij de centrale van de familie, bij Oma. Dat blijft lang zo.

Dan komen wij een keer terug van een grotere reis, ze heeft een eerste kleine hersenbloeding, een tia, gehad. Onschuldig nog, ( ze herstelt helemaal ) maar toch. Ze is 93 dan. Ze is ook te vlug voor haar hoge leeftijd. Ze valt vaker: Huub maakt er een liedje over: Daar vliegt Jacoba weer, op hoge hakken heen en weer, van achter naar voordeur vlug en dan weer supersnel terug. Ze heeft tot haar 95ste zelfstandig gewoond, maar dan gaat het niet meer. Kerstmis 95, de "meisjes", Rezie en Lenie, hebben een leuke reis naar Parijs. Berttes van Lenie is thuis en let wat op oma. Die valt. Ze bezeert zich ernstig en komt in het ziekenhuis en uiteindelijk in Verzorgingshuis "De Bronnenhof." "Ze hebben me het huis uitgesleurd" zegt ze klagend tegen familie. Maar ze begrijpt heel goed dat het niet anders kon. Ze heeft een mooie kamer, ze kijkt uit op een park met hertjes en paarden. Vogeltjes pikken van de nootjes die aan draden hangen voor het raam. Een lust om te zien. De medebewoners gaan graag bij haar zitten als ze vertelt: Van die boot naar Brazilië, van Venlo, van Slovenië, van Spanje of Kreta.

Dan moet de Bronnenhof verbouwd worden en zij moet verhuizen. Ja waarheen? Wikken en wegen: het wordt Huize Louise, waar ze eigenlijk in 2000 al voor gekozen had. Daar krijgt ze een bezoekerskamertje, zoals dat heet. Toen ze verleden jaar 100 werd hadden we een schitterend feest. Één dag in Huize Louise, grote drukte, zo zeer dat sommige mede bewoners niet tot bij haar konden komen. Één dag een familiefeest in Herberg de Rouche in Heerlen waar de hele familie en alle neven en nichten aanwezig waren. 14 maanden lang blijft ze "bezoeker" op een bezoekerskamertje.

Foto's van Jaco toen moeder 100 werd.

Dan krijgt ze, juli 2006, een mooie kamer afdeling "Het Kerkplein", heel mooi, maar te laat voor haar om het nog echt te kunnen waarderen. Ze gaat hard achteruit. Ieder is lief met haar. Ze roept soms "Honger" midden in de nacht, en dan maken ze een boterham voor haar of "Koffie, en graag goed sterk.". Ze roept het wel. Maar als de koffie komt, drinkt ze nauwelijks en kan er alleen in gedachten van genieten. Één van de verzorgsters vertelde ons nu, toen ze al gestorven was: "Een tijdje geleden douchte ik haar: "Hè, niet zo ruw," zegt ze "ik ben wel geen prinses, maar ik wens wel als een prinses behandeld te worden". Dat is onze moeder. We moeten lachen, samen met de verzorgster die het vertelt.

Hier is de plaats om te zeggen: Aan alle lieve verzorgers van Huize Louise en de Bronnehof: dank je wel. Ze wordt 101. We proberen iets van een feestje maar ze is aan het eind van haar krachten. Met haar verjaardag begint ook de laatste moeilijke week en het einde komt toch als een verlossing: Vrijdag 1 december 2006 's morgens om kwart voor zes is onze moeder gestorven. Moeder was een prachtige vrouw, ze had een welbesteed mooi leven. Zij mag nu rusten. Ons past dankbaarheid.

edy, voor de Kinderen Bevk

 

Toine Houben sprak wat later:

Lieve Oma, Een leven van 101 jaar in een paar minuten samenvatten is natuurlijk niet te doen. Slechts een echte Bevk (dat staat voor Beter en Veel Knapper) zou een dergelijke heroïsche daad tot een goed einde kunnen brengen en (zoals jullie weten) ben ik geen BEVK. Ik ben wel blij dat ik namens een deel van de kleinkinderen (als oudste kleinzoon) toch iets over Oma mag vertellen.

Oma was eigenlijk het centrum van een heel zonnestelsel. Zij was het middelpunt, de zon. Haar kinderen waren continu vlak bij haar en zij bij hen. Haar kinderen (mijn moeder, ooms en tante) cirkelden dus als het ware als planeten om haar heen. Haar kleinkinderen cirkelden om hun eigen ouders heen en waren daarmee als manen die met planeet en al om die zon heen draaiden. Oma was er altijd. Of ze was bij ons (en daar vochten we als kinderen en kleinkinderen om) of wij waren bij haar. Ik heb me de afgelopen dagen opnieuw lopen afvragen wat Oma nou zo bijzonder maakte. Als ik haar als mens zou moeten beschrijven, zou ik zeggen: ze was "superformiweldigeindefantekolosachtig". Oftewel, een fantastische, warme, vriendelijke, rechtvaardige, trotse, wijze en lieve Oma.Ik wil proberen om haar herinnering bij jullie levend te houden, door haar te typeren met een paar bijzondere herinneringen.

Oma als Sinterklaas: 24 november: Oma is jarig. Hoera kinderfeest. Oma speelde altijd voor sinterklaas. Opeens stond er dan een grote mand met cadeautjes! We plakten een enorme stoomboot van snoep. We speelden krijgertje en verstoppertje in de kuil tot diep in de avond. Oma maakte van haar verhaardag een enorm feest voor de kleinkinderen. Werd onze Oma daar dan niet horendol van? Of waren wij dan zo'n lieverdjes? Nou dat waren wij zeker niet, maar Oma kon heel goed orde houden. Als kind waren we niet bang voor Oma, maar als Oma boos werd, schoten haar ogen vuur. Ze hoefde dan niets te zeggen en ze hoefde ons ook niet te straffen. Alleen haar blik was al straf genoeg.

Oma als therapeut: Ik zit op het Rombouts en word gepest. Vooral door 1 klasgenoot. Oma woont vlakbij. Vaak ga ik na schooltijd even bij Oma langs en "huil" even bij haar uit. Op een dag kwam ik bij haar en vertelde bij de thee, dat ik dat vervelende joch na de zoveelste kwellerij eens flink te pakken had genomen. Oma was helemaal niet boos op me. Ze glom helemaal en was trots op me omdat ik voor mezelf was opgekomen.

Oma als Oma: Oma is jarig. Een van haar kleinkinderen heeft een prachtcadeau voor haar uitgezocht. Een houten schilderij, met daarop een koning op de wc Daarboven staat: "Op deze troon is iedereen gelijk." Misschien vond Oma het wel spuuglelijk, maar zolang als ik me kan herinneren, heeft dat bord op haar WC op de vondelstraat gehangen. Dat siert haar. Niet alleen dat ze haar kleinkind daarmee eerde, maar ook omdat ze uitdroeg wat ze daadwerkelijk zelf vond: niemand is vanwege zijn geboorte beter of meer waard dan een ander. Voor iemand van haar generatie, was dat heel bijzonder en vooruitstrevend.

Oma als spreukenboek: Ieder van ons gaat vaak bij Oma op bezoek. We bespreken allerlei zaken met haar, want Oma kan goed luisteren. Vaak verbaasd Oma ons met haar wijsheid en inzicht en weet Oma ons te verrassen met toepasselijke spreuken als: "Andermans boeken zijn duister om te lezen" of "die goed doet, die goed ontmoet". Wijsheden die Oma ook allemaal zelf in praktijk bracht.

Oma als bowlingster: We zijn allemaal te oud voor kinderfeestjes, maar er komen etentjes en bowlen voor in de plaats. Oma doet op haar 85 e ook mee. Oma kan de bal nauwelijks optillen en gooit slecht 1 keer. Tergend langzaam kruipt de bal naar de kegels. Maar kaarsrecht. En je gelooft het niet: alles om! Het was een meesterworp. Oma moet geweten hebben, dat dat het juiste moment was om te stoppen. Beter kon gewoon niet. Merk op dat zelfs een bowlingbal zich keurig hield aan 1 van de vele lijfspreuken van Oma: "Als je altijd op het midden van de weg loopt, val je niet gauw in de goot".

Oma als getuige: Ik ben 32 jaar en ga trouwen. Ik vraag Oma als getuige. Oma is dan 87 jaar. De ambtenaar van de burgerlijke stand vindt het prachtig. Oma moet de trouwakte 2x ondertekenen. Oma zet 1x haar handtekening en weigert een 2e keer te tekenen. Slechts na langdurig aandringen zet Oma nogmaals haar handtekening. Een handtekening moet toch genoeg zijn, moet ze gedacht hebben. En als Oma ergens van overtuigd was, dan was ze dat ook.

Lieve Oma, Uw kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen zullen uw wijsheden missen. Hopelijk bent u daarboven herenigd met uw lieve man Felix, over wie u ons altijd zo veel goeds vertelde, maar die we als Opa helaas niet gekend hebben. Zolang U kon, heeft U hier op aarde blij ongedwongen alles voor ons gedaan. Uw kinderen hebben (zeker de laatste jaren) blij en ongedwongen alles voor U gedaan. Daarom is het leven goed. Bedankt voor Uw voorbeeld. Rust in vrede en waak over ons.

Toine

 

Marjo had een kleine tekst voorbereid voor tijdens de mis. Door een misverstand kreeg zij tijdens de mis de kans niet iets te zeggen. Ik las haar tekstje nu hier in.

Zo oud als omi Nog ouder dan omi.

Als mijn kinderen wilden aangeven dat ze vonden dat iets of iemand heel oud was, dan werd omi in die vergelijking betrokken. Want omi:……………die was pas oud. Mijn oma is in alle fases van mijn leven aanwezig geweest. Dat is heel bijzonder. Iemand die zo lang geleefd had voor ik er was, een heel leven achter de rug had voor ik nog maar bestond. Die vrouw, mijn oma, bleef meelopen in alle fases van mijn bestaan. Ik kon nog altijd naar haar toe, haar bezoeken, met haar praten en om haar lachen. Ik was kind en had een oma, toen puber, jonge vrouw, toen moeder van een baby een peuter een kleuter een beginnende puber en ik had nog altijd mijn oma. Ik heb nog een oma, zei ik de laatste jaren trots tegen collega's en kennissen. Ze is al 98, 99, 100! Leeft jouw oma nog, vroegen vriendinnen die ik een tijdje niet gezien had ? Ja, kon ik dan altijd trots melden. Omi leek daardoor onsterfelijk, al wist ik wel beter. Ik heb heel plezierige herinneringen aan haar. Die blijven bij mij en neem ik mee, ook nu ze er niet meer is. Haar leven was mooi, ik had een geweldige oma. Marjo ( Mick)

 


Moeder is 9 december 2006 begraven in het graf waar vader al 44 jaar ligt, op het Kerkhof in Rumpen, Brunssum, bij de St Vincentiuskerk.

 

Moeder vertelt over haar vriendinnetje Marieke Kurvers

Onze moeder Cobie Warmerdam, geboren 24 november 1905, is sinds begin augustus 1998, erg zwak, ze heeft hartritmestoornissen, en is kortademig. Ze heeft eerst anderhalf jaar geleden een TIA gehad, waarvan ze tamelijk hersteld is. Ze vertelt aan mij, haar zoon, Edy Bevk, 25 08 98:

Waar wij woonden op de Veldense weg lagen vier blokken van twee. Na de tweede wereld oorlog zijn die huizen afgebroken en zijn daar flats neergezet. Wij woonden in blok vier, de laatste blok als je van Venlo af kwam, en de Kurversen in de tweede blok. Als we naar school gingen haalden we elkaar altijd op. Dat ging zo: Marieke woonde drie huizen verder dan wij, dus ik ging daar langs en riep haar dan, dan kwam ze naar buiten. En dan kwamen ook de anderen die daar weer naast woonden: Annetje Kesselaars en Pietje Riemsdijk. Pietje was eigenlijk Petronella maar we zeiden altijd Pietje. En dan namen we elkaar onder de arm en liepen babbelend verder. Of we gingen touwtje springend verder, ook wel eens knikkerend. Maar altijd een spelletje waar je mee vooruit kwam. En de groep kinderen groeide onderweg voortdurend aan. Als we van de Veldense weg op de Straelse weg gekomen waren, was de groep al zeker tot 15 kinderen aangegroeid. We hadden een half uur nodig om aan onze school aan de Grote Kerkstraat te komen.

Maar we gingen eerst naar de mis. En dat stond natuurlijk allemaal op je rapport, of je in de mis op tijd was en op school. En daar letten ze thuis natuurlijk op. Marieke was mijn vriendin en tot onze plechtige communie waren we altijd samen. Zij was een schatje en ook erg knap. Als ik een boodschap moest doen naar de stad ging zij mee en andersom. We waren toen twee handen ( handjes, dan ) op een buik. Soms reed mijn vader ons achterop met de fiets en dan zei hij: "Wil je achterop Coob" . Er zat toen zo'n pin aan een van de stangen van het achterwiel, bij de as, daar kon je op gaan staan. Dat deed ik dan en dan vroeg ik weer aan pa of Marieke ook een stuk mocht. En dan wachtten we op haar en reed zij een stuk op dat opstapje mee. We sliepen ook wel eens een enkele keer bij elkaar. Haar vader en moeder waren heel lieve mensen. Maar haar vader, die metselaar was of iets dergelijks bij de bouw, was erg veel ziek en kon niet veel werken. Toen we zo'n jaar of tien waren, zijn we een keer naar een Duits vliegtuig gaan kijken. Want het was toen oorlog en dat vliegtuig was op een stoppelveld waar eerst koren gestaan had bij ons in Venlo geland. De piloot zei dat hij dacht in Duitsland te zijn. Daar moet nog een foto van zijn van de krant toen. Wij, Marieke en ik stonden op die foto met onze neuzen helemaal vooraan. ( Lambert van Hout, Marieke's zoon, heeft in 2000 alles geprobeerd die foto op te duiken, maar dat is niet gelukt. toevoeging november 2005) Er is in dat jaar, wat later, toen de kachels weer gestookt werden ook brand bij hun geweest. Dat is waarschijnlijk gekomen doordat vader Kurvers een asla naast het huis op een mesthoop waar nogal stro van de konijnen tussen zat, heeft uitgegooid. Dat moet toen zijn gaan smeulen en in brand gevlogen. En naast hun huis hadden zij in de zijtuin, die we daar allemaal hadden, een houten schuur staan. Die is in brand gevlogen en toen zijn die twee huizen van die tweeblok erg beschadigd. Maar ze hebben nooit heel precies geweten hoe die brand is ontstaan. De familie Kurvers en ook het gezin naast hun, die van Witjes, moesten toen verhuizen. Marieke is toen wel nog op de Veldense weg blijven wonen maar een eind verderop, en toen kwam Marieke dus altijd bij mij langs. Want zij woonde toen dus verder. Naast ons woonden die van Dings en die hadden een jongen en die beschouwde zich als mijn persoonlijke beschermer. Maar er was weer een andere jongen, die hem verdrong. En dan hadden wij meisjes natuurlijk de grootste lol.

's Zondags kwam Marieke altijd naar ons toe. Want bij ons was het dan erg gezellig. Moeder probeerde altijd de oudere kinderen dan zo lang mogelijk vast te houden, voordat die hun eigen gang op de zondag gingen, naar hun meisjes, of vrienden of naar de bios. Dat ging zo, ze zorgde dat er lekkere koffie was en iets erbij. Dat stond allemaal op een theetafeltje klaar, als we na de mis naar huis kwamen. Intussen zorgde zij tussendoor voor het middageten, maar dat trok ze dus. Ik bedoel, voor één uur, of nog iets later kwamen we nooit aan tafel. Dat was zo gezegd haar mooiste uurtje van de week. Dan zaten we te praten over alles wat er geweest was, op het werk En ik dus wel eens over wat er op school gebeurde. Want ik was de jongste van het gezin, op mijn broertje Huub na. Mijn oudere zus Alie, er waren maar twee meisjes, was wel een beetje de lieveling van pa, maar dat vond ik niet zo erg. Ik smoesde erg graag met moe. Maar ik was over de zondag bezig. Dan kwam Marieke dus naar ons. Dan zei een van de grotere, die haar door het raam van de huiskamer langs de zijmuur van het huis zag voorbij gaan: "Daar is Marieke." En dan kwam ze achterom binnen. Ja, eerst kloppen of roepen hoor, zo ging dat toen. Dat was altijd erg leuk. Want dat zei ze dan van te voren. "Denk erom , hè Cobie ik kom naar jou."

Het was bij ons dikwijls een leuke boel. Er werd door die grote kerels nogal gestoeid. Moeder stond dan dikwijls tot kalmte te manen. Maar ja, zo'n grote kerels. Als pa er was, was het wel rustiger. Één keer werd Willem gekieteld en ineens deed hij of hij buiten bewustzijn was. En moe werd al heel angstig. Maar Toon zei: Geen angst hoor, moe, dat is zo opgelost, hoor." En hij gooide hem een hele kop water van voren in zijn hemd. Maar Willem bleef doodstil liggen. Een ogenblikje kregen ze het allemaal benauwd. Toen deed hij zijn ogen open en zei broodnuchter: "Dat was lekker fris. Zaten jullie toch even in je piepzak, hè." Marieke en ik zijn de hele lagere school, tot onze plechtige communie, vriendinnetjes van elkaar gebleven. Toen raakten we een beetje uiteen. We hadden geen ruzie of zo, hoor. Maar we zagen elkaar niet meer zo veel.

Ik ging op een naaiatelier, moe dacht dat ik daar wel zou leren naaien. Maar dat viel erg tegen, ze gebruikten mij voor het opruimen en dat soort karweitjes en toen moe dat begreep heeft ze me daar bij die zusters weg gehaald. Ik ben toen kindermeisje geworden. Omdat we uit het noorden kwamen, viel ik erg in de smaak bij de Willemborgsen. En Marieke ging eigenlijk wat meer geld, bij de Pit, verdienen, want dat was erg welkom. Zo raakten we dus uiteen. Heel veel later, toen ik al getrouwd was en in Brunssum woonde, kwamen de Kurversen naast ons huis in Venlo wonen. Dat wil dus zeggen naast mijn vader en Alie en Huub en Jan. Mijn moeder was al gestorven voordat ik weg uit huis was. Fien en Willem hebben daarvoor hun huwelijk nog een jaar uitgesteld. Maar Truus Kurvers had dat huis naast het onze toen gehuurd. En zij had haar moeder in huis. Dáár was de vader al dood. En toen werd Marieke die met Frits van Hout, een broer van Fien, getrouwd was en een kindje had, erg ziek en kwam ze bij haar zus wonen.

Ze kon niet meer voor haar kindje zorgen en dat is toen bij de zus van haar man gekomen. Dus bij Fien van Hout en Wim Warmerdam. Dat kindje is dus Lambert van Hout. Die Van Houten dat was een hele clan. Ze hadden daar ook een Graatje, die graag met mij gegaan was. Maar ja ik had die Sloveen, hè. Die vond ik te aardig. Ik heb Marieke toen ze zo ziek was, nog twee keer opgezocht. Maar de hele familie stond daar bij we hebben toen geen vertrouwelijke dingen tegen elkaar kunnen zeggen. Lambert heeft daar wel eens naar gevraagd, maar er is weinig te zeggen. Wat ze precies had weet ik niet, maar ik denk zo iets als haar vader. Er waren toen nog niet zo'n goede medicijnen, hè. En nu ben ik tweeënnegentig en erg zwak geworden en kan me al die dingen nog zo goed herinneren. En omdat jij toevallig die mijnheer Klerken ontmoet hebt, toen je daar in Maastricht op 20 augustus over die sterren van jou moest praten, zijn we over al die oude dingen aan het praten geraakt. En ik ben nu erg moe. Maar ik wil ook wel eens graag uittekenen hoe die vier blokken daar lagen en de weg was en zo.


 

De lipa, de lindeboom, is het symbool voor Slovenië, zoals bijvoorbeeld de mapletree voor Canada. Mijn vader kwam van Slovenië, dat prachtige land aan de zuidkant van de Alpen, pal in de zon. Beneden, mijn vrouw José onder de Lipa. Moet je wel even door zoeken.

Eerst: 75-jarig Zvon maakt een Jubileumtournee naar Slovenië

28 april 2004, op deze eerste dag van ons jubileumtournee maken we het ons gemakkelijk: we vertrekken pas om half elf. De Belgische chauffeur Pol rijdt met grote bekwaamheid onze bus door Europa en onze voorzitster Marian leidt met lieve Edith onze club door het programma. Bertie voorziet daarbij alle dorstigen van drank, Bertie van allen veel dank!

Na dit ontspannen begin van de reis overnachten we in Denkersdorf. We stappen daar in Gorbasjovs voetstappen, die je daar kunt bekijken: een mooi begin van onze reis, dachten we zo. De volgende dag gaat de reis door de bergen van Beieren en Oostenrijk, altijd weer zo wonderlijk mooi voor ons platlanders. Over de Wurzenpas trekken we Slovenië binnen en zo komen we 's avonds, 29 april, aan in ons hotel in Kransjka Gora. Een indrukwekkende bergwand vormt de achtergrond voor het hoog oprijzende hotel Alpina.

..Kranjska Gora (gora = gebergte), helemaal in het noordwesten van Slovenië, is een toeristische pleisterplaats bij uitstek, een prachtige streek voor wandelingen en sport, in zomer en winter. Dit was onze basis voor de tijd van ons verblijf in Slovenië, een schilderachtige plaats tussen machtige bergen, een beetje excentrische ligging, maar je kunt niet alles tegelijk hebben. We werden verwelkomd met een drankje en een mooie tros-anjer. Hé, dat is royaal, dat is dubbel op! .Maar toen we, pas twee dagen later, na het ontbijt weer op onze kamer kwamen, viel mijn oog op een kaartje met Jeannie's naam. "Hoe kan dat nou, hoe komt Jeannie's kaartje hier op de tafel?", roep ik naar José. Jeannie is een vriendin van de Sloveense les bij Metka in Schaesberg. "Ja, dat zat aan die bloem", antwoordt Jos! Toen begon er langzaam een lampje te flikkeren, dat pas na enige tijd helder ging branden! Dank je wel, Jeannie. Met Leo en Stefan maakte ik de eerste morgen in Slovenië, een wandelingetje in de buurt. We kwamen langs de bron van Baba Pišci. Wat Baba, Babica pišci betekent kan men zich zonder vertaling voorstellen, pišci klinkt wel in alle talen hetzelfde! Zo haalden wij grootmoeder's Sloveense zegen voor de reis, terwijl de rest van het gezelschap inkopen ging doen in het buitenland, een kwartier weg, in Italië in Tarvisio. Gorbatjsov's voetstappen, Babica's zegen, Bertie's drankjes … wat kan er mis?

- 's Middags maakten we de verste reis van ons tournee, naar Destrnik. Destrnik ligt bij Ptuj, dus dat is inderdaad 175 km verderop. Een mooie reis door het Sloveense land, over de nieuwe autoweg langs bossen, bergen, beken en weiden en … langs … ooievaars … voorspellend teken voor onze jonge medereizigers? In Destrnik maakte men zich klaar voor het 1 mei feest en ook nog: Nizozemce pridejo: Die Holländer kommen! De afspraak voor dit bezoek was in januari in Den Haag gemaakt door een commissie van het Sloveense parlement onder leiding van gospod Pukšic en deze gospod Pukšic is ook burgemeester in het kleine plaatsje Destrnik en in feite de heer met wie we de afspraak maakten op 1 mei op het Drielandenpunt de toetreding van Slovenië tot de EU mee te vieren. Met trots werd ons een super moderne school getoond. Een luchtverversingsinstallatie uit een sciencefiction verhaal in ons vooruit strevende Slovenië: De afgewerkte verwarmde lucht wordt opnieuw gebruikt bij het verwarmingssystem! Dit werd een waar vertaalfeest. Frans vertaalt telkens en je ziet, hoe Jan achter Frans helpt bij het vertalen en hem af en toe een woord influistert. Daarna zouden we ons eerste concert geven, maar we zaten we behoorlijk in onze rats, waar is onze dirigent? Gelukkig, daar raast hij haast!! op tijd binnen, hij heeft zelfs nog tijd zijn hemd aan te trekken en zijn dasje om te binden voor ons optreden. En dan zingen we in het eenvoudige kerkje van Destrnik ons repertoire van kerkelijke gezangen en profane volksliederen, geweid door traditie en tijd (!) Het kerkje waar we zongen was overigens een waar tegenstuk van de moderne school: oud en bouwvallig en de pastoor misschien nog ouder.

Na het concert werd de mei-den geplant: komt ie recht, of slaat ie meteen weer neer? Na veel heen en weer zwaaien staat het lange gevaarte recht en stil en kunnen we ons naar de feestdis begeven. Jammer dat de reis terug zo ver was, anders hadden we met die vriendelijke mensen nog een paar uurtjes door kunnen vieren. Je ziet hoe we vierden, voor we de lange terugweg moesten aanvaarden. De wazige blikken waren echt zo, hebben weinig of niets met mijn fotografiekunst te doen. Ton helemaal op tijd

1 mei. Slovenië treedt met negen andere landen toe tot de EU. We zouden vandaag naar het drielandenpunt, Tromeja, gaan om daar Slovenië's toetreden tot de EU te vieren. Maar het zou te moeilijk zijn ons boven op de berg te krijgen en er werd ons 's avonds tevoren kort medegedeeld, dat het niet door ging. In plaats van naar het drielandenpunt gingen we 's morgens naar de bedevaartsplaats Brežje. Het was wel leuk om die plaats weer te bezoeken, waar ik ooit als zevenjarig kind geweest was, toen ik voor de eerste keer in Slovenië kwam. Toen had Gril senior, als ik het goed heb, een stuk van de leiding, samen met p.Teotim, voor wie die naam nog iets zegt. Ook nu hing er nog iets van die oude sfeer, maar onwezenlijker, als je begrijpt wat ik bedoel. Er was nog een processie vanuit de kerk het plein op, met gebed en toespraak en al. Ik ben er sinds 1937 nog wel eens geweest, maar nu met het Sloveense koor Zvon, dat deed me wat. Het was erg druk en we kregen geen gelegenheid om te zingen in de kerk. Ad had ons verteld van het Jezuskind, dat niet gebeeldhouwd is, maar er toch staat tussen Jozef en Maria in! Dat zijn we gaan bekijken en verder heb ik een lantaarntje voor op pap's graf gekocht. Ook al omdat ie er toch toen was, in 1937. De tijd liep harder dan we dachten. Kijk eens goed wie hier Jozef en Maria zijn!!

's Middags gingen we naar Bled, later dan de bedoeling was en dat kon ik dan mijn familie uit Trbovlje niet op tijd mededelen. Wel kon ik de mensen in de bus vertellen van mijn late ontdekking van wie die anjers van de ontvangst gekomen waren. En dat ik die Jeannie nu zou ontmoeten. In Bled stopte de bus op de parkeerplaats, precies aan de andere kant van onze afspraken! Het was droog, wel geen zon maar het meer van Bled is toch altijd weer een mooi plaatje met in het midden die prachtige parel, het eiland. Om het meer loopt een toeristen treintje, een sterke tot locomotief omgebouwde trekker voorop, vier met zeil overdekte wagentjes erachter. Mijn vrouw, mijn zus en ik, maakten dat toertje met het treintje, wel leuk, moet je echt eens doen. Wij móésten het wel doen, omdat we in haast waren voor onze afspraken op de camping aan de andere kant. Daar vertelde de ober ons, dat onze Sloveense familie een vol uur gewacht had en nu net vertrokken was. Maar wel troffen we onze cvetlicarica, ons bloemenmeisje, dat vrolijk wuivend aan kwam wandelen. Onder het genot van een drankje vertelden we, dat we pas laat in de gaten hadden gekregen van wie die bloemen wel waren. Met Jeannie's supercar reden we om het mooie meer heen terug naar de busplaats. Daar werd Jeannie door het hele gezelschap nog eens uitbundig bedankt. Andere lieden haden weer andere dingen gedaan, Mariëlla en Frans waren zelfs in sneltreinvaart tot boven op de burcht gesprint. Als die geweten hadden, dat een bezoek aan het kasteel nog eens in het program zou opduiken, waren ze zeker ijs gaan eten, zoals de meeste anderen! 's Avonds waren we uitgenodig door de hotelleiding voor een grootse receptie ter viering van het toetreden van Slovenië tot de EU. Mooie rustige cithermuziek op de achtergrond en een overheerlijk buffet. Slovenië staat er van de toegetreden landen financieel het beste voor. Daarvan konden wij dan meteen mee profiteren! Een enorm feest, zie de taart! !.

De tweede mei.

‘s Morgens zongen we in Moravce, 30 km oostelijk van Ljubljana, samen met het plaatselijke koor, de Maria Mis van Ton Kropivšek in de dienst van tien uur. Ton slaagde er door zijn bezwerend dirigeren weer in om te camoufleren, hoe oud de (meeste) leden van Zvon en hun stemmen aan het worden zijn. Uit oude instrumenten zoete zang te toveren: knap hoor!

 ..

Na de mis een feestelijk onthaal en een gezellige babbel, waarbij Sloveens werd aangevuld met Engelse en Duitse vluchtheuvels. Emiel zamelde onze bijdrage voor de rijke maaltijd in, die we genoten, voordat we de omgeving gingen verkennen. Moravce ligt in een dal omgeven door een lieflijk heuvel- landschap: Zuid-Limburg maar dan  2X zo hoog. Op die hoogten lagen vroeger een stuk of vijf woonburchten van de regionale landheren. Een van die burchten is nog over en in het bezit gekomen van een nakomeling van de tuinman(!) van de laatste kasteelheer. De jonge “kasteelheer” stopt er zijn vermogen in om dit reliek van de vroegere feodale structuur van het land in stand te houden. Een boeiend verhaal geïllustreerd met veel antiek, dat aan een Luikse rommelmarkt deed denken. 

 ’s Avonds vond er in Cerklje, 50 km noordelijker, een feestelijke concert plaats, in de zwaar barokke, door het kille weer nogal koude kerk. Bij deze feestelijkheid ter viering van de toetreding van Slovenië tot de EU en tegelijkertijd ook van het 850jarig bestaan van de Občina Cerklje,  waren vele hoge eregasten aanwezig: de ambassadeur van Nederland, gospod Heeneman; een hoge vertegenwoordiger van het Sloveense ministerie van buitenlandse zaken, gospod Kerstein; de burgemeester van Beek, gospod Cremers en de plaatselijke locoburgemeester, gospod Zevnik.  We begonnen met de Slovenska Himna en de Evropska Himna. Daarna volgde een serie toespraken waarbij over en weer vertaald werd van Nederlands naar Sloveens over Engels heen en vice versa. Vooral leuk als één van de charmante vertaalsters wat vast liep. De ontspannen toespraak van de heer Heeneman ging o.a. over het feit, dat twee Zuidlimburgse koren, uit het gebied van de vroegere mijnen, hier aan wezig waren. Toen mocht dan toch het plaatselijke mannenkoor Davorina Jenka Cerklje het concert openen met "In Nomine Jesu" en een verdere serie prachtige gezangen. Daarna was de Beeker Liedertafel aan de beurt: prachtig mooi met o.a. Wanderers Nachtlied. Eindelijk dan Zvon: we mochten vier (!)  liederen laten horen, want die van Beek hadden tijd en plaats nodig voor nog eens zes liederen! Die lui zingen wel fraaier dan wij maar wij een stuk Sloveenser dan zij!

Voordat zij weer aan de beurt waren, hield ik daar in die kerk, in het Sloveens een korte preek over de Vereniging van Vrienden van Slovenië. Het was me een eer, jullie, Vrienden van Slovenië, daar te mogen  vertegenwoordigen. De Sloveense tekst zoalsik die daar uitgesproken heb in de vertaling van Metka Boon vind je onder Lipa 3!

De sessie liep door de toespraken nogal uit en mijn vriendin Jeannie, het bloemenmeisje van Kranjska Gora, was na het concert dan ook niet meer te vinden. Daarvoor heb ik dan wel met de ambassadeur, de heer Heeneman, kunnen praten over onze Ždruženje Prijateljev Slovenije en ons  blad “Lipa”. Ik denk niet dat gospod Heeneman er tussen had kunnen komen, als Jeannie gebleven was. Dus, ook dat hadden jij, Jeannie, en ik (vidva, wij twee) weer goed voor mekaar! Jij door er niet te zijn en ik door er wel te zijn. Mèt gospod Heeneman kun je er een symboliek in zien, dat het 115 jaar oude koor van Beek, van vóór de mijnen, en het 75 jarige Zvon, dóór de mijnen ontstaan, daar in Cerklje bij elkaar kwamen. Boer Bonte van het Dagboek van een Herdershond, die zo tegen die mijnen was, zou tevreden geweest zijn. 

 3 mei, 9 uur vertrek naar Celje,

waar Annie ons wijst waar ze destijds woonde en vertelt van haar belevenissen direct na de tweede wereldoorlog. Annie heeft me trouwens in de bus over die toestanden toen zoveel verteld, dat ik genoeg materiaal voor tien artikelen zou hebben. Hoe ze aanwezig was in de rechtzaal bij het proces tegen Jan, die geprobeerd had over de grens naar Oostenrijk te komen en toen gelukkig gesnapt werd. Gelukkig? Ja, anders had onze Loiska, nu Zvon lid,  nooit wat later, toen daar in Slovenië, met hem kunnen trouwen, snap je?  Nee? … dan lees het nog eens goed over! 

’s Middags bezoeken we in Velenje de “witgoed” fabriek “Gorenje” waar 4000 mensen werken, een trots bewijs van Slovenië’s  industrialisatie. Het machinepark is ver geautomatiseerd, maar die automatisatie gaat nog opgevoerd worden.  De eerste machine die we zagen: twee meisjes aan weerskanten van een zware pers, hun vlotte handen grissen telkens de gestansde platen onder de 30000 kilo zware pers uit en werpen die vervolgens snel in een andere mal,  totdat het hele program doorgelopen is. Boem. Daar komt de pers weer naar beneden! Volgens Jan van Lonie beveiligt een lichtbalk de handen van de meisjes, d.w.z. dat als er een te langzaam zou zijn, de machine automatisch tot stilstand komt. 3300 fornuizen worden er per dag gemaakt in dit gedeelte van de fabriek. Er zijn  nog 2 afdelingen voor ander witgoed, met een even grote productie. 3% van de Europese markt hebben de Slovenen zo in handen.

Maar:  pevci smo, zangers zijn we, dus over naar ons optreden in Šoštanj: Slavnostni Koncert ob Vstopu Slovenije v Evropsko Skupnost. Het gemengde koor Svoboda Šoštanj opende met de )Sloveense hymne en het )Alle Menschen werden Brüder. Toespraak van de burgervader Kopušar en nog eens het fantastische koor met zijn jonge mensen: “Mijn Lieve Vriend  is onder mijn Raam Gekomen” en  Sentimental Journey. Het ontvangende koor, Svoboda Šoštanj bepaalde, dat wij ons program maar moesten zingen, zoals we dat opgegeven hadden. 14 liederen, niet niets, dat achter elkaar, mooi in uniform. Bijvoorbeeld:  Rož, Podjuna, Zila ( drie Sloveense dalen in Oostenrijk, in 1919 aan Oostenrijk toegewezen. ) en Slovenska domovina: woorden schieten te kort  het mooie Slovenië te bezingen (Nu, ja, zo zeggen we dat!)   Ik ga ze niet noemen, zorg ervoor dat we eens zingen in het hoge noorden, of kom eens naar het zuiden. Een beetje jaloers waren we op het feit dat Svoboda zo veel  jonge mensen heeft en ons dat niet beschoren is. Wel was het niet duidelijk, waarom de zaal niet wat drukker bezet was. Het koor is immers befaamd tot ver in het buitenland, zoals Frans voor ons vertaalde. Maar er waren natuurlijk overal feesten, deze dagen.

.s

Het onthaal naderhand was, zoals altijd, overdadig. 

4 mei. Dit was de grote jubileum dag voor ons koor. Het feest werd ons aangeboden door de Matica een overheidsafdeling die Slovenen en Sloveense verenigingen in het buitenland van dienst wil zijn. ’s Morgens was er een rondleiding in Ljubljana onder Ad’s leiding voorzien. Door tijdgebrek moest het uiteindelijk blijven bij een super deskundige uitleg van de afbeeldingen op de Kathedraaldeur. Als het goed is zie je Ad hier bezig te expliceren waarom wie tot het christendom bekeerd werd en door wie en wanneer!  Door o.a. Kyrillos en Metodius waren de Slovenen al katholiek toen de protestant Trubar de Sloveense taal tot schrijftaal begon te vormen door de cathechismus en het nieuwe testament in het Sloveens te vertalen. Ad speelt hier de rol van de eerste missionarissen na..

‘s Middags nam de Matica de zorg voor het programma op zich.

We bezochten andermaal Bled, en reden nu met de bus tot boven op het kasteel. Het is sprookjesachtig mooi gelegen, maar het regende echt! De Duitse keizer Hendrik II gaf in de elfde eeuw deze gronden aan de bisschop van Brixen en die is dan begonnen met dit slot. Nu  komen er per dag honderden bezoekers. Het is wel een verdomd rotte  klim als je te voet moet!!

Daarna trokken we verder naar Žirovnica. In en om Žirovnica bezochten we de geboortehuizen van befaamde schrijvers en dichters. Dit gebied ligt maar een paar kilometer ten noorden van Bled in een vlakte aan de voet van de berg Stol.  Het wordt wel de Dežela (= het platte land, maar dan met hoofdletter, voor dit gebied) genoemd. Het is een  “cultuur-straat” door een prachtig natuurgebied. We troffen een paar vuursalamanders donker grijze beestjes met goen en vurig gele vlekken strepen. Je kunt daar op je gemak van dorpje naar dorpje trekken, van het geboortehuis van de ene Sloveense dichter naar de wieg van de volgende.. De dorpjes liggen tegen de berghelling gedrukt om vruchtbaar landbouwgebied te sparen. In Vrba bezochten we het huis van de beroemde dichter van het Sloveense volkslied, France Prešeren. Maria vertelde me dat ze alle werken van Finžgar heeft, dat is dan voor mij in één van de volgende levens! In het hoofddorp Žirovnica bezochten we nog het geboortehuis van de dichter Jalen en de taalwetenschapper Čop. Zelfs als je niet zo geweldig in deze oude literatuur geïnteresseerd bent, is dit een prachtig gebiedje om te wandelen en te trekken. Omdat het regende stelde de gids voor de wandeling in te korten Wie heeft er in de volgende Lipa een verslag van een wandelvakantie in dit gebied? .

.pittoresk Žirovnica

In de feestzaal in Žirovnica werden we eerst onthaald op worst en bier en vervolgens kregen we een leuke kindervoorstelling te zien. Kinderen brachten twee musical- achtige ondeugende sketches. Het stemde ons vrolijk en zo zongen we voor de vijfde en laatste keer op dit tournee onze Sloveense liederen.

En dat was dan in het bijzijn van leiding en leden van de Matica izseljenska en de Officiële Culturele Instelling van Slovenië van wie we als erkenning voor onze ijver en voharding en goede zin bij onze Zvon-activiteiten een “jubileummedaille” kregen:  in brons, zilver of goud, al naar gelang  onze jaren bij Zvon. Daarna nog een feest, door de Matica betaald, waar spijs weer overvloedig aanwezig was en drank rijkelijk vloeide en genoten werd.  De volgende dag aanvaardden we om negen uur de terugtocht. Pol kreeg zijn ruimverdiende tip en Bertie nu eens van hèm een drankje ( een fles likeur) en een dikke kus voor al háár drankjes tijdens de reis. Om tien uur waren we in de Landgraaf en een uur later waren ook wij thuis in Maastricht.

Een schitterend tournee met succesvolle concerten en veel belevenissen, indrukken en hoogtepunten. En … jammer, dat het voorbij is.

edy

.De Triglav en de de Najevska lipa, verschil moet er zijn. Begin juli 2002 brachten mijn vrouw José en ik de nacht door in de Aljazev Dom v Vratih, aan de voet van de Triglav in Noordslovenië. Vanuit de Dom worden de meeste beklimmingen van de Triglav ondernomen. Wij ontdekten, dat de beklimming van de Triglav een grote berg te ver is. Daarom naar de Najevska Lipa in het dat van de Topla, bij Crna westelijk van Dravograd.

.De Aljazev Dom is geen hotel, maar ook geen totaal primitieve berghut. Mijn vrouw, zus en ik waren erg tevreden over verzorging en prijzen. Het was voor ons, oudjes, een genoegen de jonge mensen in kleinere of grotere groepjes 's morgens in alle vroegte op pad te zien gaan.Het is mogelijk om in zes uur naar boven te komen, een uur op de top te blijven voor o.a.de foto voor Fred en Lipa, en in zes uur weer naar beneden te komen. Op deze vakantie ontdekte ik, dat het voor mij wel niet meer weggelegd zal zijn, noch zo'n krachttoer op één dag, noch beklimming in een kalmer tempo. Maar voor een ieder is een verblijf van een paar uur of een dag, daar in de buurt van de Dom iets wat een heerlijk ervaring is en absoluut aan te raden is.
Vanuit Mojstrana in is de "Vrata" naar de Aljazev Dom ongeveer 20 km lang, een prachtige, smalle weg; bij tegenliggers moet je een beetje manoeuvreren. Onderweg, halverwege heb je aan je rechterhand, als je naar de Dom toe rijdt, de PeriCvik-waterval. Een schitterend koel spatfestijn, maar kijk er uit, ik raakte er mijn vrouw en zus kwijt … teruggevonden hoor. Dit was het begin van onze Slovenië-reis in 20


In het Zomernummer van ons blad Lipa schrijft Jan Bogenaar in zijn vertaling "Het dal van de Topla" dat een bezoek aan de Najevska lipa "ook voor de meest welgedane patriot binnen bereik ligt." Ik heb Jan's artikel gebruikt als handleiding voor de allerlaatste dag, die we dit jaar in Slovenië doorbrachten. Ik kan dan wel geen foto overleggen als bewijs van een Triglav-beklimming, maar hierbij gaat er één van mij en mijn vrouw onder de Lipa.
Wij vertrokken die laatste dag in Slovenië 's morgens om half tien vanuit Maribor en namen de schilderachtige weg langs de Drava, richting Dravograd.
Voor Dravograd sloegen we linksaf, richting Ravne, Mezica, Crna. In Crna kun je de zink en lood mijn bezoeken. Tegenwoordig een toeristische attractie, ingepakt in bont beschilderde oude mijngebouwen, iets voor het volgend jaar. Vanaf Crna wordt de weg naar de "Najevska lipa" hoe langer hoe smaller en steiler. We haalden onderweg de tienjarige Barbara en haar vader op hun mountainbikes in. Er was een soort "sportkroegje", vlak voor we eindelijk bij de lipa kwamen, waar we wat konden drinken. Boven bij de lipa kwam Barbara, huilend van moeheid, weer bij ons. Ik heb wel een video opname van haar, waar ze boos op haar vader staat te bonken, maar de technische middelen ontbreken nog even, om
.

Barbara in haar boosheid te laten zien. Bij de lipa is niet zo veel te beleven, maar de weg erheen is mooi. De president van Slovenië had net de week ervoor, 13 juli 2002, zijn jaarlijkse opwachting gemaakt: de twaalfde "SreCanje drzavnikov pri Najevski lipi" (ontmoeting der staatslieden … misschien is Kucan er zelf helemaal niet telkens bij, lossen die lui elkaar af …) met om twaalf uur een "Piknik pod lipo" en een grote reidans: "Ljudsko rajanje pod lipo". In de buurt ligt weer een Dom, die we niet bezochten. Of je daar kunt slapen gaan we volgend jaar uitzoeken.
Die middag gingen we bij Holmec over de grens naar Oostenrijk en diezelfde dag nog zijn we tot in Zuid - Duitsland gereden. Dit om je een idee van tijden en afstanden te geven.

 


Er is weer een 75 jarig "jubileum" ! Ik word 75 dit jaar en volgens mijn tante, heeft mijn moeder daarmee een wonder volbracht. Want: "Cobie, die zul je niet houden". Mijn hoofdje zwaaide zo vreselijk heen en weer dat mijn tante dacht dat het eraf vloog.. Dus een "top" prestatie van Mam. Komt het zien op 10 september 2005 in de kerk van Wolder om 19 uur waar het Sloveense koor Zvon de mis uit danbaarheid zal opluisteren!

 

25 januari 2004

In het begin van dit jubileumjaar hadden we het genoegen in de prachtige oude Lieve Vrouwenkerk in Maastricht te zingen. Het was wat moeilijk geweest een datum te vinden maar 25 januari 2004 was het dan zo ver. Als je daar naar het koor gaat, ga je eerst een smal trapje af en dan een eng wentetrapje omhoogDan kom je na veel klimmen heel hoog onder het gewelf van de Romaanse kerk en ver beneden zitten de mensen en wordt de mis gedaan. Het was schitterend, we zongen een prachtig mis repertoir, met Sloveense liederen, geheel overeenkomstig de eredienst. We sloten af met het Zdava Maria en zongen het laatste weesgegroet in het Nederlands in die ontroerende toonzetting van onze dirigent Anton Kropivšek. De kerk beneden bleef onbewogen stil en we dachten dat het hier zo hoorde. Maar buiten bleek, dat we op geen enkele manier aangekondigd waren en dat de priester, die de mis deed, van onze komst niets wist. Maar het was een prachtige ervaring en we hebben ver een mooie dag gehad. We hebben de heidense voorganger van deze kerk in de Derlon kelder valkbij bezocht. Er is daar een stuk geschiedenis in opgravingen bijeengebracht, die van de Kelten over de Romeinen naar Servatius voert. Dezelfde die als eerste bisschop een kerkje binnen het Romeinse Castellum had, dat Maastricht toen was. Waar zaten wij, in 350 na Christus, de Slaven toen? Ver weg in wat nu Rusland heet. (Zou men ons daarom vandaag vergeten zijn, in de OLVkerk?) We zijn daarna in de Perroen op het Vrijthof een feestelijk maal gaan genieten. Edy

 

 

Een Sloveense Zangvereniging uit Nederland op pelgrimsreis in Rome.

Woensdagmorgen 17 oktober 2001, een zonovergoten Sint Pietersplein.

Op de woensdag geeft de paus zijn wekelijkse grote audiëntie. En boven op de trappen, op het bordes voor de Sint Pieter, heeft het Sloveense koor "Zvon" uit Heerlen, Nederland, een plaats veroverd bij deze pauselijke audiëntie. ("veroverd", door vereende inspanningen van onze reisleider Ad Hamers en onze Sloveense Pastoor Rajk.) Het is tien uur, de audiëntie is net begonnen, met gejuich wordt de gebogen gestalte van de heilige vader in zijn open pausmobiel op het plein ontvangen. Wij gaan op onze stoelen staan, daarboven op het bordes, om hem, de paus, daar beneden op het plein, speelgoed klein, tussen de rijen door te zien glijden, groetend en zegenend. Daar schiet de "speedmobiel" naar omhoog, "na vrh", naar de top, naar ons. De tientallen en tientallen pelgrimsgroepen worden afgeroepen, land na land, groep na groep, onderbroken door het gejuich van de betreffende groep. Eindelijk, de audiëntie is al meer dan een uur bezig, eindelijk noemt de paus zelf met naam en toenaam de Slovensko Pevsko Društvo "Zvon'' iz Nizozemske.

"Ik begroet het Sloveense Zangkoor Zvon uit Nederland." en het hele Sint Pietersplein luistert mee naar het Zdrava Marija door "Zvon" uit Heerlen. Een schitterende ervaring, het stille plein in zonlicht badend, en wij mogen daar zingen. Wij zijn uitgezongen en het is even stil en dan gaat de paus nog eens uitgebreid door in het Sloveens: "Ik verheug me over uw meer dan 70jarige edelmoedige inzet om met uw gezang God te loven bij de heilige erediensten en uw landgenoten en vrienden te verblijden met uw culturele en gezellige bijeenkomsten. Moge deze pelgrimsreis naar de Romeinse Gedenkplaats van apostelen en martelaren u verrijken en sterken in broederlijke verbondenheid. U en al uw dierbaren verleen ik mijn bijzondere apostolische zegen." ( Het koor heeft vlak bij de pauselijke troon, waar wij speciale plaatsen hadden, het Zdrava Maria van Anton Kropivšek gezongen. Volgens een groep Duitsers, die voor ons zaten, was de paus zichtbaar ontroerd. Ik geef dit zoals ik het gehoord heb. Er was slechts één groep pelgrims tot wie de paus ook een zo uitgebreid woord sprak, namelijk tot een groep Franciscanessen in opleiding.) Dit was het hoogtepunt van onze pelgrimsreis naar Rome. Maar alle programmapunten van deze reis waren ware belevenissen. Eerst een fijne tweedaagse busrit door Duitsland, Oostenrijk en Italië. Dan zingen we op zondagmorgen 12 oktober in de Kerk der Friezen, dat oeroude, kostbare, Nederlandse kleinood aan de hoek van het Sint Pieters Plein, de Marijina sveta maša van Anton Kropivšek. De overvolle kerk reageert met een lang en warm applaus en ook na de mis willen veel Nederlandse landgenoten nog eens uitgelegd krijgen wat voor een eigenaardig groepje bijzondere Limburgers wij wel zijn. 's Avonds op diezelfde dag nog bezoeken we het Slovenicum, het instituut voor Sloveense theologiestudenten, even buiten Rome! Eerst zingen we weer de Sveta maša. Bij de misintenties worden opgenomen dankbaarheid voor het 30jarig priesterschap van pastoor Rajk en het 25jarig jubileum als dirigent van Anton Kropivcek. We gedenken ook onze vriend Jos Arets, vlak voor onze reis zo onverwacht uit dit leven weggeroepen. Na de mis een blij concert van Sloveense volkszang. Een ontvangst volgt, een feest zoals dat bij Slovenen nu eenmaal kan. Heerlijke hapjes: pršut, (ham uit de Karst), allerlei kaas, koeken in allerlei formaat en dat allemaal overspoeld met nog heerlijker wijnen. Maandag 13 okt. begon als een toeristendag. Piazza Venetia, Forum Romanum, maar dan in de St. Jan van Lateranen barstten we weer los en zingen onze gezangen, midden in deze kerk der kerken. We bezochten de indrukwekkende Catacomben van Calixtus o.l.v. een oude Belgische broeder, die voor dit werk ooit in de Limburgse Modelcatacomben zijn inspiratie gevonden had. Dat vertrouwde hij ons toe, nadat onze reisleider, Ad, hem een Zdrava Marija van ons koor als eerbetuiging opgedrongen had. De dinsdag, de lichttoer 's avonds was heel mooi, dank aan chauffeur Nico Maar onze zang in het Pantheon, dat monument van klassiek denken over kosmos en hemel, was van grote symbolische betekenis. Ideeën waarvan men dacht, dat ze voor eeuwig golden, werden vergeten als waren ze nooit geweest en nu is deze vroegere tempel een Mariakerk geworden. Van de woensdagmorgen op het Sint Pieterplein heb ik je in het begin al verteld. 's Middags hebben we nog Tivoli bezocht. In de oudheid was dit charmante plaatsje het buiten van de keizers en hoe het in de renaissance was, konden we nu nog bewonderen in Villa d' Este . De rijke tuin met de prachtige waterwerken zijn een genot voor het oog. De weldadige rust van deze tuin was een aangename tegenstelling tot de herrie van Rome. We zijn natuurlijk toch maar naar Rome teruggekeerd en daar, midden in Rome, hebben we 's avonds een heerlijk feestmaal genoten en daarna ons Weesgegroet weer gezongen. Een daverend applaus van de andere gasten in de feestelijke eetzaal. Wie van hen zou er begrepen hebben dat ze een religieus lied hadden gehoord?

Op donderdag 18 oktober 2001 beklom ik 's morgens als enige van de Zvongroep de trappen van de Scala Sancta. Geheel zoals dat moet, op de knieën van beneden tot boven.

s'Middags besloten we in de Sint Pieter zelf, op de plaats, waar onder Johannes XXIII het tweede Vaticaanse Concilie gehouden werd. Wij, Zvon uit Heerlen, Nederland, mochten tot besluit van onze reis zingen daar op die plaats. Wie zou onder de aanwijzingen, die men daar krijgt, weg kunnen kruipen? Een beetje moe en wat bedrukt waren we. Maar de toehoorders, eigen mensen maar ook vreemden, waren opnieuw onder de indruk van de Sloveense zang van Zvon. Een heerlijk besluit van een onvergetelijke reis. We hoefden alleen nog maar naar huis te reizen, door een mooi landschap in een prima bus in gezelschap van fijne mensen met een bediening door Johanna, als in een luxe cafetaria. Één van onze gastzangers gaf nog een schitterend compleet Limburgs troubadours-concert. Hem en de andere Anthonysingers en de dirigent van Slomšek met zijn vrouw, dank voor het versterken van ons koor. En onderweg had Gospod Rajk nog weer een glas pastoorswijn en voorzitter Huub een sliwowitz voor ons klaar. Een prachtige reis en een heerlijke ervaring. Maar, (!) we zijn benieuwd hoe de film wordt. Tot slot nog: In "Bakla" 49/3 dankt pastoor Rajk "Zvon" voor de gulheid, waarmee "Zvon", op eigen initiatief, de kosten voor zijn pelgrimage naar Rome voor rekening van de vereniging heeft genomen. P.S. Lieve Anita en moeder en kinderen Aretz, in bovenstaand verslag van onze Romereis heb ik niet vermeld, dat op de heenreis in het reisgebed en ook op de terugreis aan jullie dierbare man, zoon en vader gedacht is en dat hij en jullie in ons gebed opgenomen waren.


Hein Tilger ( Gejaagd door de wind.)

Bij Metka in Schaesberg komen eens per week kleine groepen liefhebbers bijeen omeen beetje Sloveens te leren. Zes van die groepen heeft Metka, zij geeft dus zes keer per week les.Voor en na haar lessen worden daar heel wat verhalen verteld over de dingen, die onze ouders en grootouders van Sloveense afkomst overkwamen. Er komen daar ook een Anci Rovers en een Maria Laumen, twee zussen. ''Waarom doen jullie Sloveens?'', zo begint dan zo'n gesprek. "Ja, der pap en mam kämen van Slovenië." Als mijn gesprekspartners dan merken, dat mijn Limburgs niet zo bijster is, gaan ze over in het Nederlands. "Onze vader kwam dus van Slovenië naar Nederland, in 1957. Dat wil zeggen, hij was eerder, voor de Tweede Wereldoorlog, ook al eens hier geweest. Toen met zijn vader nog, zijn pleegvader eigenlijk, en zijn moeder en halfbroer. En toen zijn ze weer naar Slovenië terug gemoeten. Vanwege de crisis en na de oorlog is hij weer terug gekomen, gemogen, zo gezegd. Ja, toen hadden ze hem weer nodig." Dit gesprek vond ruim twee jaar geleden plaats, mijn interesse was gewekt en ik nam me voor de heer Tilger, de vader van de beide dames, op te zoeken. En ik hoopte toen, dat er in 2001, bij gelegenheid van de Barbara-festiviteiten, een verhaal over hem in het LD zou verschijnen. Eerst ben ik zelf alleen tot bij de oude heer Tilger gegaan, daarna heb ik een journalist mee- genomen. We hebben een mooi verhaal over de Barbara in de krant gehad: over Hein Tilger hebben we niets gelezen. Misschien had die journalist zijn aantekeningen verloren, maar de man kan ook verbolgen geweest zijn over het feit, dat de heer Tilger zijn verhaal in zijn eigen, rustige tempo deed. De krantenman zat op hete kolen, de heer Tilger had alle tijd van de wereld en zijn kinderen en ik, aten onze vlaai, dronken koffie en genoten van het verhaal! Ik wilde kort geleden nog eens contact zoeken met die journalist, op nieuw proberen een artikeltje in de krant te krijgen, toen me het nieuws bereikte, dat vader Tilger gestorven was. Hongarije. Hein Tilger werd geboren in 1913, in Komlo in Hongarije, in het oude Habsburgse Rijk, die kolossale dubbel monarchie Oostenrijk-Hongarije. In de streek om Komlo sprak men Duits of Hongaars of Sloveens. "Dat ging allemaal door elkaar", vertelt Hein. "Want het was een grensgebied tussen Slovenië en Hongarije en Duits werd er gesproken omdat het tot het Habsburgse Rijk hoorde." De Eerste Wereld Oorlog was nog maar net begonnen, toen zijn jonge vader al sneuvelde aan dat verre, vreselijke modder-front in Galicië, waar het Habsburgse gebied en Rusland aan elkaar grensden. "Ja, mijn moeder moest natuurlijk zo snel mogelijk opnieuw trouwen.Wat kon een vrouw alleen in die tijd?" Als de oude Hein Tilger zijn verhaal vertelt, dan klinkt door zijn zakelijk relaas heen het leed, zoals ons mensen dat in deze wereld overkomt en waartegen we volkomen machteloos staan: Een onbekende soldaat sneuvelt op een onbekende plaats in het verre Galicië, en heeft er geen weet van, dat er een kind van hem geboren is. Van Slovenië naar Servië Hoe kan een eenvoudige mens zijn levensonderhoud verdienen na de eerste wereldoorlog? Slovenië hoort nu bij Joegoslavië en de pleegvader van Hein vindt uiteindelijk werk in Servië, in de mijn Kostolac vlak bij de mijn Kolubara. Twee jaar geleden, 05 11 2000 leed Milosevic precies hier zijn definitieve nederlaag. Er lagen daar drie mijnen op een rij. Hein noemt ze met naam en toenaam, en weet nog de ligging. Dat lijkt raar, hij was immers heel klein, toen hij daar leefde met vader en moeder en halfbroer. Maar opgelet! Die mijnen gaan nog eens een rol spelen in het familieverhaal. En in de "grote algemene geschiedenis". Vrolijk waren de omstandigheden daar in Servië niet. Het gezin woonde in een soort barak, waar meer gezinnen woonden. Daar kwam nog bij dat politieke situatie in Joegoslavië hoe langer hoe onrustiger werd. Om een lang verhaal kort te maken: de familie verhuist naar Nederland. De stiefvader van Hein had gehoord dat daar goed betaald werk te vinden was voor mijnwerkers. En hij krijgt werk op de mijn Laura in Eigelshoven Hein is wat te jong en mag eerst twee jaar op de steenfabriek Linze werken. Dan is ie oud en sterk (!) genoeg om ook naar de mijn te gaan, waar je natuurlijk meer verdiende. Het werk in de mijnen is altijd zwaar geweest, maar in die tijd, omstreeks 1930, was alles nog veel zwaarder, want de mechanisatie was nog niet erg ver ontwikkeld In 1930 worden er bijvoorbeeld nog paarden gebruikt voor het transport. De jonge, sterke Hein is dus een gewilde kracht en als bij de crisis van de dertiger jaren de ontslagen bij de buitenlanders gaan vallen, mag hij blijven. Even, tenminste. En zo kon toen de familie Tilger in Nederland blijven. Even, tenminste. Toen het nog erger werd, werd ook Hein ontslagen, dat was in 1937. Joegoslavië De familie kreeg voor het hele gezin enkele reis Joegoslavië betaald en ook de vervoersprijs van alle meubelen werd vergoed. (Hoor ik daar iemand zeggen: … oprotpremie?) Pijnlijk was het des te meer voor de 24jarige Hein omdat hij zijn 15jarig lief vriendinnetje Dragi daar in Lauradorp achter moest laten. Getroost hebben de twee elkaar met alsmaar weer nieuwe brieven. In 1937 was de familie dus terug in Slovenië. Hein ging op aanraden van zijn stiefvader werken in die mijn in Kostolaz, waar het feit, dat vader er vroeger gewerkt had een aanbeveling was. Bij de inval van de Duitsers, in 1941, werden de mannen gemobiliseerd, maar voordat soldaten van de kazerne waar Hein zat naar het front konden of moesten, waren de Duitsers er al. Veel Kroaten kozen bij de mobilisatie van meet af aan partij voor de Duitsers (Daar kwam het verhaal van Hein op neer.) Die werden dus niet gevangen genomen en konden naar huis terug. Na een korte internering mochten de andere gevangen genomen Joegoslavische soldaten naar huis, naar Slovenië, of waar ze vandaan kwamen. Hein trok in de chaos van het ogenblik naar het huis van zijn pleegvader in Slovenië. De politieke situatie was onduidelijk en uiterst verward. Oostenrijk Maar toen het stuk van Slovenië, waar Hein woonde, weer tot Oostenrijks gebied verklaard werd, werd Hein opgeroepen, Arbeitseinsatz heette dat, om in Jesenice in de kalksteengroeven springwerkzaamheden te verrichten. Er werd verondersteld, dat hij die vaardigheid had. Hoe men daartoe kwam, wist Hein niet, maar hij liet het zo en had geluk met een wat oudere kameraad, die hem dat gevaarlijke werk aanleerde. Joegoslavië Als Duitsland in 1945 kapituleert, hebben grote delen van Joegoslavië zich al vrij gevochten en gaat Slovenië weer bij Joegoslavië horen. Na de oorlog wilden veel Slovenen uit Nederland terug naar Slovenië. Met het gespaarde geld kon men ginds immers meer doen, dan hier in Nederland. Zo komt ook Heins vriendin uit Lauradorp naar Vrhpolje bij Moravce, dat niet ver van Domžale afligt. Die twee hadden elkaar negen jaar niet gezien, alleen maar geschreven en waren zo blij toen ze elkaar zagen, dat ze meteen in 1947 trouwden. Er komen eerst twee prachtige meisjes (kom maar eens kijken bij ons in Schaesberg, ze zijn intussen flink gegroeid) en dan nog een zoontje. Met het gezin groeien ook de zorgen. Vader heeft werk gevonden in een bruinkoolgroeve in Trbovlje. Maar zijn woonplaats is zo ver weg, dat hij maar een keer per week naar huis kan, met de fiets! Dragi, nu moeder Tilger woont met zoontje Dušan, de kleine Anci en de iets grotere Maria op de kleine boerderij in Vrhpolje. Zij werk daar op het veld en verzorgt samen met oma de koe en wat varkens, zoals dat veel ging in Slovenië. Men leefde niet slecht. Hier moet ik het verhaal afbreken. Ik moet eerst met de dochters Tilger het verdere verloop van het relaas gereconstrueerd krijgen, dan vind je in de volgende Lipa het slot. Dat wil zeggen hier onder.

Hein Tilger (Gejaagd door de wind) 2

( … "In 37 werd hij 'gekundigt' , ontslagen dus, en het land uit gezet naar Joegoslavië … na de oorlog, in 57, is hij weer terug gekomen, gemogen, zo gezegd. Toen hadden ze hem in de mijnen weer nodig" Deze zin van een van de dochters van Hein had me twee jaar geleden nieuwsgierig gemaakt naar het levensverhaal van Hein Tilger. Daarom bezocht ik hem twee keer, maar toen ik verleden jaar, in maart 2002, de derde keer naar hem toe wilde om nog wat details te horen, bleek hij net overleden.) Slovenie Verleden keer zijn we met ons verhaal over Hein Tilger in Slovenië in Vrhpolje gebleven. We hadden gezien hoe Hein met zijn ouders in 1937 Nederland had moeten verlaten> Dragi, zijn meisje, was hier in Nederland achtergebleven bij haar ouders. Dragi en hij hadden elkaar na tien jaar, in 1947, weer ontmoet. Dat was dan in Slovenië, waar Dragi na de oorlog met haar moeder naar terug gegaan was. Moeder was namelijk in het bezit van een huis in Vrhpolje, dat vader nog gekocht had, van zijn in Nederland zwaar verdiend geld. Pri Groty heette dat huis, dat wil zeggen dat ooit een Groty de eerste bezitter van dat huis was. Naar zo'n eerste bezitter was en bleef dat huis genoemd, zo kun je nu nog in Slovenië en Oostenrijk huizen terug vinden. In de tijd dat huizen geen nummers hadden, waren ze op die manier bij de mensen bekend. Zelf heeft Dragi's vader niet meer van zijn bezit kunnen genieten, hij was in 1942 al in Nederland gestorven. Twee jonge mensen konden eindelijk samen verder en trouwen, een economische crisis en een wereldoorlog verder. Hadden we nog maar een beschrijving van die bruiloft! Dat zal best een prachtig Sloveens feest geweest zijn, al was er in Joegoslavië in die tijd nog veel schaarste en armoede. Ze woonden een tijdje in Jesenice, waar Hein in die tijd werk had. Maar Dragi's moeder in Vrhpolje stelde hun voor bij haar te komen wonen. En op de dorpen, in de buurt van boerderijen, was het leven niet slecht wat eten en drinken betreft. Dat aanbod werd dan ook met graagte aanvaard en het leek erop dat het jonge paar daar in Vrhpolje wel een definitief verblijf gevonden had. Een mooi Sloveens dorpje, een boerenhuisje met wat vee en land, wat wil een mens meer. Hein en Dragi kregen drie kinderen. In 1948 kwam Maria, in 1949 Anci en toen nog een jongetje in 1952, Dušan. De moeder van Dragi was mee uit Nederland naar Slovenië gekomen en Dragi en babica hadden veel steun aan elkaar bij het vele werk in het huishouden met de kindertjes en op de kleine boerderij. Samen bewerkten de vrouwen het land en verzorgden de dieren. Vader werkte natuurlijk buitenshuis. De kinderen waren klein en speelden met hun vriendinnetjes en vriendjes de spelletjes, zoals kinderen dat overal in de wereld doen. Ze hadden daar in dat dorpje Vrhpolje fijne en beschermde kinderjaren. In het bos gingen ze kastanjes zoeken die lekker gepoft werden of ook opgeslagen als voer voor de dieren. Ze haalden gras voor de koe en de konijnen en hielpen na het maaien met het omkeren van het gras om hooi te maken. Zie je het voor je, het idyllische en romantische dorpsleven?. Een paar keer is er bezoek uit Nederland geweest. Dan kwam de broer van Dragi met zijn gezin uit Nederland. De kinderen Maria, Anci en Dušan probeerden zich op een of andere manier verstaanbaar te maken met hun neefjes en nichtjes. Dat ging dan met gebaren en veel lachen en woordjes van elkaars taal over en weer. Een paar woordjes Nederlands kenden de Sloveense kinderen wel. Want oce Hein en mamica Dragi praatten soms Nederlands met elkaar, (vooral als de kinderen niet mochten horen, waarover het ging.) Wisten de kinderen veel dat ze ooit echt in Nederland zouden wonen en op de duur beter Nederlands zouden spreken dan Sloveens, zodat ze nu bij Metka Sloveense les willen hebben? (Ze doen het uiteraard een stukje beter dan ik.) Maar ik heb zo gemakkelijk gezegd: "Vader werkte buitenshuis". Vader Hein moest ver naar zijn werk fietsen tot in Trbovlje. Daar werkte hij in een bruinkolenmijn. Met de fiets was die afstand van 25 à 30 km gewoon te lang om elke dag naar huis te komen. Dus hij was in de week op zijn werk en 's zaterdags kwam hij naar huis om dan 's maandags heel vroeg weer te vertrekken. "Vooral bij slecht weer over de modderige wegen van die tijd en in de winter was het 's zaterdags na het werk een verschrikking om die lange tocht te ondernemen." Ik hoor en zie het vader Hein Tilger nog vertellen. De journalist die ik toen meegenomen had, zat ongelukkig op zijn stoel te schuiven, hem ging het allemaal te langzaam. Hein probeerde duidelijk maken hoe beroerd die tochten naar zijn werk waren en dat die omstandigheid hem haast dwong ander werk te zoeken. Veel kans op ander werk was er in Slovenië echter niet. En precies dan, op zekere dag in het najaar van 1956, komt er een bericht van Dragi's broer uit Nederland: "Hein, ze hebben hier in Limburg in de mijnen weer mensen nodig. Als je wilt kun je terug komen, jong!" Tenslotte weer Nederland Daar hadden Hein en Dragi toch wel oren naar. In Nederland hadden ze elkaar leren kennen als heel jonge mensen, daar lag ook het begin van hun verliefdheid. En je leefde er als gezin zo veel beter. Dus, na veel overleg en rijp beraad vertrok Hein in 1957 opnieuw naar Nederland. Hij reisde het gezin vooruit en ging in Lauradorp op de Lauramijn poolshoogte nemen. Een jaar later volgden vrouw, kinderen en babica. En al is dat gemakkelijk gezegd, het ging eigenlijk illegaal en hoe ze dat met dat huis gedaan hebben, is me niet helemaal duidelijk. In het communistische Joegoslavië van die tijd, kon je niet zo maar een huis verkopen als je naar het buitenland wilde. Je kon helemaal niet zo gemakkelijk weg uit het land. De kinderen moesten hun vriendjes achter laten en dat viel niet mee. Anci vond het heel erg, Maria vond het vooral spannend. In Vrhpolje ging het allemaal prima op school en toen hier in Nederland naar de lagere school dat was onwennig en vreemd. De kinderen spraken Sloveens en hun jongere neefjes en nichtjes, die dicht bij woonden kenden ook al geen Sloveens. Maria was al tien jaar en de juf vond het niet de moeite om te veel tijd aan dat meisje uit dat vreemde land te besteden. Dus Maria, die het vertrek naar Nederland vooral als een avontuur had gezien, kreeg het nog het zwaarst te verduren. De andere twee hadden wat meer geluk, omdat ze jonger waren en misschien ook omdat hun juffrouw en meester zich wat meer wilden inspannen. Hein gaat als 43 jarige man op de Laura werken en is verbijsterd (dat woord heb ik zo van hem gehoord) over de technische vooruitgang die hij hier aantreft in vergelijking met de toestand die hij voor de oorlog had meegemaakt. Als iemand hem toen verteld had, dat tien jaar later die mijn al dicht zou zijn, was hij nog meer verbijsterd geweest! Wij, achteraf weten, dat de mijnen niet meer veel tijd beschoren zal zijn. Maar Hein komt vol goede moed naar Nederland en ze ontvangen hem hier dan met graagte. In 1965 kondigt Den Uyl in de stadsschouwburg in Heerlen de komende sluitingen aan. En de eerste mijn die dicht gaat is uitgerekend Hein's eigenste Laura! Onversaagd gaat Hein dan naar de Julia. Voor onze broeders uit het noorden, die dit lezen en niet zo op de hoogte zijn, Hein woonde dus in Lauradorp, want de nederzetting werd naar de mijn genoemd. Hij moet dan nog even naar de Julia gaan werken en in 1968 wordt hij op 55 jarige leeftijd gepensioneerd. Zo ging dat bij ondergronders, ze mochten op die leeftijd dan toch met pensioen, als ze al zo oud werden. Pech voor Hein is dat hij maar recht heeft op pensioen van 16 jaar ondergronds. Hij heeft nog een mooi stuk leven te gaan. Hij heeft zijn vrouw Dragi, zijn grote tuin en kinderen en kleinkinderen. Eindelijk mag hij tot rust komen, de sterke man. Vreemd is dat Hein en Dragi nooit meer naar Slovenië op vakantie geweest zijn. Hij ontving veel familie en vrienden uit Slovenië, maar ergens is er misschien een soort onbehagen geweest over hoe ze daar geleefd hadden of hoe ze het land verlaten hadden. Babica en de kinderen zijn wel verschillende keren in Slovenië geweest. De eerste keer met een "transport", een voor de Slovenen afgehuurde wagon bij de Deutsche Bundesbahn. De organisator van die reis was de heer Frans Gril (senior!) uit Heerlerheide. Uitgerekend met die georganiseerde reis ben ik zelf, Edy, voor de eerste keer met mijn vader, een half jaar voor hij stierf, nog naar Slovenië kunnen gaan. Zo kreeg ik mijn contacten naar Slovenië. En zo klein is onze wereld. In 1999 sterft babica op 103 jarige leeftijd en in hetzelfde jaar overlijdt ook Dragi. Toen ik Hein bezocht in 2001 was het duidelijk dat het gemis van zijn vrouw zijn levenswil ondermijnde. Verleden jaar, maart 2002, is Hein in zijn huis in Lauradorp in zijn slaap overleden.